Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3706/GA, 6 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:06-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3706/GA

betreft: [klager] datum: 6 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.M.J. Damen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 november 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 februari 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsman, mr. E.J.M.J. Damen, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almelo.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de (tijdelijke) plaatsing op de extra zorg (EZV)afdeling (KA-2016-226).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager begrijpt dat hij voor zijn eigen veiligheid op een andere afdeling is geplaatst. De twee gedetineerden die betrokken waren bij het incident werden redelijk snel ook van de afdeling weggeplaatst. Er was dus geen gevaar meer en klager had daarom
eerder – in ieder geval na een week – terug gekund naar zijn vorige afdeling. Uiteindelijk heeft klager veertien dagen op de EZV-afdeling verbleven en dat is te lang. Op de EZV-afdeling werd geen avondrecreatie aangeboden. Het argument dat klager snel
naar de FPK Assen overgeplaatst kon worden, is onjuist. Het was namelijk snel duidelijk dat die overplaatsing niet door kon gaan.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het personeel heeft gezien dat klager met een bebloed hoofd uit een cel kwam. Hij wilde niet verklaren wie daarvoor verantwoordelijk waren. Klager is voor zijn eigen veiligheid op afdeling B geplaatst bij de zogenoemde “luwte cellen”. Klager had een
beschikking dat hij na vijf dagen overgeplaatst zou worden naar de FPK Assen. Klager heeft gewoon meegedraaid op de afdeling en hij werd niet afgezonderd. Het klopt dat klager daar geen avondrecreatie heeft gehad. Per week heeft klager in totaal vier
uur avondrecreatie gemist. Klager kon niet direct terug naar de afdeling, want hij wilde nog steeds niet verklaren welke gedetineerden verantwoordelijk waren voor zijn mishandeling. Wellicht waren er meer gedetineerden bij betrokken. Er werden
gesprekken gevoerd op de afdeling en er is onderzoek gedaan. Voor zijn eigen veiligheid is hij op de EZV afdeling gehouden tot aan zijn overplaatsing naar de FPK Assen. Toen duidelijk werd dat die overplaatsing niet doorging, is klager teruggeplaatst
naar de afdeling van herkomst.

3. De beoordeling
Vaststaat dat klager na een geweldsincident voor zijn eigen veiligheid is overgeplaatst. Ook staat vast dat klager na herhaalde verzoeken daartoe niet wilde verklaren wie geweld jegens hem had toegepast. Onder die omstandigheden had de directeur in
redelijkheid kunnen beslissen dat klager voor zijn eigen veiligheid naar een andere afdeling werd overgeplaatst. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat een overplaatsing naar een andere afdeling, waar geen avondrecreatie is, een minder
ingrijpende maatregel is dan klager een afzonderingsmaatregel op te leggen in het kader van zijn eigen veiligheid. Gezien de toelichting ter zitting was deze overplaatsing ook noodzakelijk in het kader van het onderzoek dat is gedaan naar aanleiding
van
het geweldsincident.
Met betrekking tot de duur van de tijdelijke overplaatsing naar de EZV-afdeling overweegt de beroepscommissie dat deze overplaatsing voor de duur van een week redelijk was geweest. Niet gebleken is dat een langer verblijf op de EZV noodzakelijk was in
het kader van klagers veiligheid of het onderzoek naar het incident, hierdoor is de beslissing om klager langer dan een week op de EZV te houden onvoldoende gemotiveerd.
De beroepscommissie zal het beroep daarom gedeeltelijk gegrond verklaren. Voor het ondervonden ongemak zal een tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gegrond voor zover klager langer dan één week op de EZV-afdeling heeft verbleven. Zij bepaalt dat aan
klager
een tegemoetkoming toekomt van € 5,=. Voor het overige is het beroep ongegrond en bevestigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, dr. F. Boer en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 6 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven