Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0203/GV, 7 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/203/GV

betreft: [klager] datum: 7 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 januari 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Zijn verzoek is ten onrechte in verband met het maatschappelijk belang en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf afgewezen. Klager is in 2013 veroordeeld tot een gevangenisstraf die hij in
dat jaar heeft uitgezeten. Hij is nu gedetineerd in het kader van een schadevergoedingsmaatregel. Klager kondigt aan een motivering van het beroep van 89 pagina’s via zijn advocaat na te sturen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Omdat klager om strafonderbreking in verband met de gezondheid van zijn moeder heeft verzocht, is de medisch adviseur geraadpleegd. De medisch adviseur heeft te kennen gegeven dat klagers moeder in verband met haar gezondheidstoestand niet in staat is
haar zoon te bezoeken, maar dat geen sprake is van een spoedeisende situatie. Gelet op de detentieduur en het ontbreken van een spoedeisend karakter heeft de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen negatief geadviseerd ter zake
van
het verzoek. Daarbij is gemeld dat klager niet beschikt over een geldig legitimatiebewijs. Een 89 pagina’s tellende motivering van het beroep is nog niet ontvangen. Er is geen noodzaak voor strafonderbreking. Wanneer binnen een redelijke termijn geen
aanvullende gronden worden aangevoerd, wordt verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Groot Alphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager geen geldig identiteitsbewijs heeft, waardoor hij de inrichting niet zelfstandig kan verlaten, en omdat volgens de medisch adviseur geen
sprake is van een spoedeisend karakter.
De medisch adviseur heeft te kennen gegeven dat momenteel geen sprake is van een levensbedreigende situatie c.q. geen sprake is van een spoedeisend karakter voor verlofverlening.
Het Openbaar Ministerie heeft zich van advies onthouden.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager heeft in het beroepschrift gedateerd 18 januari 2017 gesteld dat hij via zijn advocaat
89 pagina’s toelichting op het beroep zou nasturen. De naam van de advocaat heeft hij niet vermeld.

Op het secretariaat van de Raad is geen nadere toelichting van klager ontvangen.

De selectiefunctionaris heeft verzocht, indien geen nadere motivering van het beroep zou worden ontvangen, klager om die reden niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep.

De beroepscommissie stelt vast dat klagers beroepschrift van 18 januari 2017 summier de gronden van het beroep bevat en voldoet aan de eis van artikel 72, eerste lid, van de Pbw.

Klager heeft 118 dagen hechtenis op grond van de Wet Terwee ondergaan. Uit de op 14 februari 2017 verstrekte informatie van de afdeling bevolking van de p.i. Groot Alphen is gebleken dat klager op die datum in vrijheid is gesteld.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Ingevolge artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende ouder van de gedetineerde.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking in verband met de gezondheid van zijn moeder.
De directeur van de p.i. Groot Alphen en de medisch adviseur hebben negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening.
De beroepscommissie overweegt dat klager ten tijde van het verzoek om strafonderbreking niet in het bezit was van een geldig identiteitsbewijs en derhalve de p.i. niet zelfstandig kon verlaten, zodat niet voldaan werd aan een van de voorwaarden voor
verlofverlening. Daarbij komt dat de medisch adviseur te kennen heeft gegeven dat ten tijde van het indienen van het verzoek ten aanzien van klagers moeder geen sprake was van een spoedeisende situatie. Er was geen sprake van levensgevaar, danwel van
een (andere) noodzaak voor strafonderbreking. Gelet op het bovenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. M. van der Bas, voorzitter, mr. W.F. Korthals Altes en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven