Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3694/GA, 14 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3694/GA

betreft: [klager] datum: 14 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.R. Weening, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 oktober 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Hoogvliet in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van klagers reistas en de inhoud daarvan (HO-2016-0263).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagrechter is onvoldoende lijdelijk geweest bij de behandeling van het beklag omdat de directie in het schriftelijk verweer zich niet had
uitgelaten over de ontvankelijkheid van de klacht. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Hij heeft eerst zelf geprobeerd om samen met het personeel de reistas terug te vinden. De directeur is aansprakelijk voor de goede
opslag en administratie van de goederen van klager. Klager wenst een behandeling ter zitting.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om een behandeling ter zitting. Nu dit verzoek niet met redenen is omkleed en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst zij dit verzoek af.

De vraag naar de ontvankelijkheid van een beklag is een vraag van openbare orde en dient door de beklagcommissie ambtshalve te worden gesteld en beantwoord. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de beklagcommissie juist geoordeeld dat klager
in
verband met overschrijding van de termijn niet-ontvankelijk is in het beklag. Zij zal derhalve het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven