Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4034/GA, 13 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4034/GA

betreft: [klager] datum: 13 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 november 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 februari 2017, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn gemachtigde [...], en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zoetermeer.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de omstandigheid dat klager tijdens zijn verblijf in de strafcel, ingaande op 14 juni 2016, desgevraagd geen beklagformulier verstrekt heeft gekregen (ZO-2016-500);
b. een ordemaatregel van zeven dagen afzondering in een afzonderingscel, met ingang van 1 juli 2016, wegens het verstoren van de orde, rust en veiligheid op de afdeling en - zo begrijpt de beroepscommissie - in afwachting van overplaatsing van klager
(ZO-2016-507).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. Op 14 juni 2016 is klager een disciplinaire straf van tien dagen opgelegd. Klager heeft tijdens de
tenuitvoerlegging meermalen verzocht om een beklagformulier voor het indienen van een klacht tegen de straf. Hij heeft het formulier pas na beëindiging van de straf gekregen. Dit wordt ondersteund door het feit dat de onderhavige klacht dateert van 28
juni 2016 en de klacht ZO-2016-491 van 27 juni 2016. Dat niet is gerapporteerd dat klager geen formulier heeft gekregen, is onvoldoende om aan te nemen dat hij dat wel heeft gekregen. Klager heeft op 17 juni 2016 met zijn moeder gebeld.

Dat gedetineerden op de afdeling voor elkaar koken en schoonmaken, geeft louter blijk van saamhorigheid. Klager en medegedetineerden konden het goed met elkaar vinden. Uit de stukken blijkt dat de geruchten dat klager zich op een negatieve wijze zou
profileren, afkomstig zijn van één gedetineerde. Het verslag geeft geen blijk van een afdoende onderzoek. Zo is in het verslag niets vermeld over een verklaring van de bij de situatie betrokken gedetineerde E. Evenmin is klagers visie in het verslag
vermeld. Klager heeft een medegedetineerde gevraagd klagers advocaat te bellen, omdat dit hem werd geweigerd. Klager is na beëindiging van de ordemaatregel overplaatst naar de penitentiaire inrichting Nieuwegein. Hij is op 10 januari 2017 geplaatst in
een beperkt beveiligde inrichting. Dat past niet goed bij het beeld dat van klager wordt geschetst.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. Er wordt niet in een logboek bijgehouden of een beklagformulier is verstrekt. Het personeelsteam,
dat
gedetineerden in de strafcel verzorgt, heeft gezegd dat een beklagformulier wordt verstrekt, als daarom wordt verzocht. Het kan voorkomen dat een gedetineerde het formulier niet direct na plaatsing in de strafcel krijgt, maar bij het eerstvolgende
verzorgingsmoment. Op 17 juni 2016 heeft klager tien minuten gebeld. Klager heeft er toen kennelijk geen melding van gemaakt dat hem geen formulier is verstrekt. Dat duidt erop dat hij het formulier reeds had ontvangen.

Ter zake van de ordemaatregel verwijst de directeur naar de beschikking, de mededeling en het verslag. Hierin is vermeld wat personeel heeft waargenomen. Het personeel bepaalt of een gedetineerde met zijn advocaat kan bellen. Klager is gehoord alvorens
is beslist tot oplegging van de maatregel.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 60, derde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg dat een gedetineerde die beklag wenst te doen, daartoe zo spoedig
mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld. De beroepscommissie acht niet aannemelijk dat klager tijdens zijn verblijf in de strafcel gedurende tien dagen geen beklagformulier verstrekt heeft gekregen, als hij daarom zou hebben verzocht. Daarbij weegt
ook
mee dat zich in het dossier geen klaagschrift bevindt dat is gericht tegen de betreffende disciplinaire straf, terwijl klager stelt dat hij daarvoor een beklagformulier wilde hebben. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 24, eerste lid in verbinding met artikel 23, eerste lid onder a, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in
afzondering te plaatsen, indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.

Uit het schriftelijk verslag en de mededeling komt naar voren dat personeel van de afdeling heeft geconstateerd dat klager medegedetineerden (structureel) klusjes voor hem laat doen, zoals koken en het schoonmaken van zijn cel. Een medegedetineerde
heeft verklaard dat klager hem afperst. Klager bevindt zich vaak op cel van medegedetineerden, waarbij hij laatstelijk een celinspectie leek uit te voeren. Medegedetineerden zoeken door klagers aanwezigheid steeds de grenzen op. De directeur acht
klagers verblijf op de afdeling niet langer wenselijk. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klager (een) medegedetineerde(n) intimideert of afperst en dat de oplegging van de bestreden maatregel, in
afwachting van klagers overplaatsing, derhalve noodzakelijk was in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid op de afdeling. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. E. Lucas en ing. M. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 13 maart 2017

secretaris voorzitter

Naar boven