Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0767/STA, 10 maart 2017, schorsing
Uitspraakdatum:10-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 17/767/STA

Betreft : [verzoeker] datum: 10 maart 2017

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift ingediend door mr. A.R. Ytsma namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Van der Hoeven kliniek te Utrecht, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting, inhoudende de (verlenging) van
verzoekers
bewegingsvrijheid die op 8 februari 2017 is ingegaan.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 8 maart 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 10 maart 2017.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht.
Het afdelingsarrest is op 8 februari 2017 aan verzoeker opgelegd en een week geleden verlengd. Het afdelingsarrest wordt groepsseparatie genoemd en als dit wordt opgelegd, wordt er geen schriftelijke mededeling uitgereikt. Verzoeker is ook niet
gehoord.
Hij mag enkel onder begeleiding van de afdeling af. Het afdelingsarrest duurt al vijf weken zonder dat de regels van de Bvt zijn gevolgd. De reden voor de lange duur van het afdelingsarrest en de verlenging ervan is ook onduidelijk nu er geen
schriftelijke mededeling is.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren. Verzoeker verblijft sinds 3 november 2016 in de inrichting. Onderdeel van zijn problematiek is dat hij in contacten met medeverpleegden een medeverpleegde ‘onvrij’ kan
maken waardoor deze medeverpleegden zich gedwongen voelen tot handelen en een gedrag dat ze eigenlijk niet willen. Dit is in de maand december 2016 reeds aan de orde geweest. Op dit moment is er een medeverpleegde op wie verzoeker erg gesteld is. Zij
is
kwetsbaar. In het belang van de handhaving en de orde in de inrichting is het daarom noodzakelijk dat verzoeker in de inrichting begeleid wordt. De reden en de noodzaak zijn met verzoeker besproken. Van de begeleide bewegingsvrijheid heeft verzoeker
geen schriftelijke mededeling ontvangen.

Namens het hoofd van de inrichting is op 10 maart 2017 de door het secretariaat van de Raad per e-mailbericht gestelde vraag of de betreffende beperking van de bewegingsvrijheid van verzoeker is opgenomen in verzoekers behandelplan beantwoord.
In dit antwoord is aangegeven dat verzoekers behandelplan nog niet vastgesteld en dat de mate van bewegingsvrijheid daarin wel zou worden opgenomen.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot beperking van verzoekers bewegingsvrijheid zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting.

Uit het namens verzoeker gestelde en de inlichtingen van het hoofd van de inrichting volgt dat verzoeker in de inrichting begeleid wordt volgens de inrichting in verband met de orde en de veiligheid in de inrichting en dat sprake is van een beperking
van zijn bewegingsvrijheid die naar het voorlopig oordeel van de voorzitter feitelijk neerkomt op afdelingsarrest. Vaststaat dat geen schriftelijke mededeling aan verzoeker is uitgereikt waarin hem is meegedeeld welke beperking van de bewegingsvrijheid
aan hem is opgelegd en om welke reden deze beperking noodzakelijk zou worden geacht. Voorts is gebleken dat er ter zake van verzoeker (nog) geen behandelplan is vastgesteld en dat derhalve de beperking van verzoekers bewegingsvrijheid daarin niet kan
zijn opgenomen. Onder deze omstandigheden dient het verzoek om schorsing te worden toegewezen. De tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting moet derhalve worden geschorst, in afwachting van de uitspraak van de beklagcommissie.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van het hoofd van de inrichting in
afwachting van de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven