Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4010/TA, 7 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4010/TA

betreft: [klager] datum: 7 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 november 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van 6 februari 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...] door twee leden van de Raad gehoord. Hiervan is een
verslag opgemaakt en dat verslag is ter kennisgeving verstuurd naar klager, zijn raadsvrouw en het hoofd van voormelde inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering om klager desgevraagd in de gelegenheid te stellen met de commissie van toezicht, de rechtbank en DJI te bellen (OV 2016-209).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager klaagt niet over een algemene inrichtingsregel, maar over de feitelijke weigering om hem in de gelegenheid te stellen te bellen met
geprivilegieerde instanties. Verzocht wordt derhalve klager te ontvangen in zijn beklag. Kort voorafgaand aan 6 oktober 2016 (de dag van indiening van het beklag) heeft klager aan de groepsleiding verzocht te mogen bellen met DJI, de rechtbank en de
commissie van toezicht. Deze organisaties gebruiken 088-nummers en dergelijke nummers kunnen niet rechtstreeks vanuit de inrichting door de verpleegde worden gebeld. Vandaar dat klager hiertoe een verzoek bij het personeel heeft ingediend. Dit verzoek
is direct door de groepsleiding afgewezen. Er is niet tegen klager gezegd dat hij op een later moment wel mocht bellen of dat hij op een later moment nogmaals een belverzoek moest indienen. Ook daarna is geweigerd de desbetreffende nummers voor klager
te bellen. Pas op 14 december 2016 heeft de staf klager in de gelegenheid gesteld te bellen naar genoemde geprivilegieerde instanties. Overigens was klager, anders dan de inrichting heeft gesteld, niet op de hoogte van het gewijzigde telefoonbeleid.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de zomer van 2016 is het telefoonbeleid veranderd, in die zin dat verpleegden verzoeken om doorverbonden te worden met nummers
die niet rechtstreeks vanuit de inrichting kunnen worden gebeld moeten richten aan sociotherapie en niet meer, zoals voorheen, aan de meldkamer. Alle medewerkers en verpleegden zijn van deze beleidswijziging op de hoogte gesteld, onder andere op 12
juli
2016 en 16 augustus 2016. Klager wist derhalve van het gewijzigde beleid, zoals ook uit het verslag van de maandcommissaris kan worden opgemaakt. Hoe een en ander precies is verlopen op de dag waarop de klacht ziet is niet bekend. Voorstelbaar is dat
bellen op het moment dat klager daarom vroeg niet direct mogelijk was en dat het personeel tegen klager heeft gezegd dat hij later nogmaals moest verzoeken om te mogen bellen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt, op grond van hetgeen in het klaagschrift is vermeld en overigens is aangevoerd, tot het oordeel dat klagers beklag niet is gericht tegen – zoals de beklagrechter heeft overwogen – een algemene inrichtingsregel, maar betrekking
heeft op de beslissing namens het hoofd van de inrichting om niet te voldoen aan klagers verzoek hem in de gelegenheid te stellen te bellen met geprivilegieerde instanties. Deze beslissing namens het hoofd van de inrichting houdt een (vermeende)
beperking in van klagers recht op contact met de buitenwereld op grond van artikel 38, vierde lid, Bvt en is derhalve ingevolge het bepaalde in artikel 56, eerste lid onder c., Bvt vatbaar voor beklag. Nu voorts, gelet op hetgeen klager ter zitting
hierover onweersproken heeft gesteld, aannemelijk is geworden dat het beklag tijdig is ingediend, zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn
beklag.

De beroepscommissie neemt als vaststaand aan dat een verpleegde vanuit de inrichting niet rechtstreeks kan bellen met een 088-nummer en dat contact met een dergelijk nummer alleen tot stand kan komen nadat de inrichting de verpleegde heeft
doorverbonden
met een dergelijk nummer – om het even of dit via de meldkamer (oude regeling) of via de sociotherapie (nieuwe regel) gaat. In het klaagschrift is vermeld dat klager telefonisch contact wilde opnemen met DJI (in verband met een ingediend
overplaatsingsverzoek), de rechtbank (in verband met de aankomende verlengingszitting) en de commissie van toezicht (in verband met lopende beklagzaken). Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat de divisie individuele zaken van DJI (die
overplaatsingsverzoeken behandelt), de rechtbanken alsmede het secretariaat van de commissie van toezicht bij voormelde inrichting te bereiken zijn op 088-nummers. Deze instanties, die alle geprivilegieerde instanties in de zin van artikel 36, eerste
lid, Bvt zijn, kon klager derhalve niet rechtstreeks vanuit de inrichting bellen. Voor de totstandkoming van telefonisch contact met deze geprivilegieerde instanties was klager dus afhankelijk van het personeel.

Aannemelijk is, nu dit door klager is gesteld en namens het hoofd van de inrichting niet is weersproken, dat klager kort voorafgaande aan 6 oktober 2016 aan de groepsleiding heeft gevraagd om doorverbonden te worden met de 088-nummers van voornoemde
instanties. Nu klager het verzoek om te worden doorverbonden heeft ingediend bij het personeel op de afdeling moet worden geconcludeerd dat het verzoek conform het op dat moment in de inrichting geldende beleid is gedaan. Klager heeft gesteld dat het
personeel heeft geweigerd hem op zijn verzoek door te verbinden met voormelde nummers en dat niet tegen hem is gezegd dat hij wel op een later moment zou mogen bellen. De inrichting heeft hiertegenover gesteld dat onbekend is hoe een en ander op de
desbetreffende dag precies is verlopen, maar dat het voorstelbaar is dat tegen klager is gezegd dat hij op een later moment nogmaals moest vragen om doorverbonden te worden met de desbetreffende nummers. De beroepscommissie is van oordeel dat de
inrichting hiermee klagers stelling onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd heeft weersproken. Het leidt er in dit geval toe dat de beroepscommissie aannemelijk acht, zoals door klager is gesteld, dat klagers verzoek om doorverbonden te worden met
genoemde geprivilegieerde instanties is afgewezen, zonder dat aan klager is meegedeeld waarom het bellen op dat moment niet mogelijk zou zijn en/of op welk moment het bellen naar genoemde instanties wel mogelijk zou zijn. Gelet op het vorenstaande is
de
beroepscommissie, in aanmerking genomen artikel 38, vierde lid, Bvt waarin is bepaald dat een verpleegde recht heeft op telefonisch contact met geprivilegieerde instanties, van oordeel dat de bestreden beslissing niet kan worden aangemerkt als redelijk
en billijk.

De beroepscommissie zal gezien het vorenstaande het beklag gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden ziet de beroepscommissie aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij
bepaalt de hoogte daarvan op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming van € 10,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. F. Boer en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 7 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven