Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3902/GM, 8 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3902/GM

betreft: [klager] datum: 8 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.E. Koumans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 20 oktober 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 februari 2017, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.G.E. Koumans.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Esserheem heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 24 augustus 2016, betreft:
a. de schending van klagers privacy door de inrichtingsarts, tot drie keer toe;
b. bepaalde passages in zijn medisch dossier waarmee hij het niet eens is en
c. de beantwoording door het hoofd zorg van een brief van klagers advocaat zonder klager eerst het antwoord te laten lezen en te ondertekenen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
a. Klager heeft last van migraine en de inrichtingsarts dacht dat dit werd veroorzaakt door spanningen. Toen klager nog in vrijheid was had hij geen spanningen en had hij ook migraine; daardoor denkt klager dat een en ander niet met elkaar te maken
heeft. De inrichtingsarts stelde voor klager door te verwijzen naar de psycholoog. Klager vond dit niet nodig, maar heeft zich hier toch voor opengesteld onder de voorwaarde dat de afspraak met de psycholoog niet op het dagprogramma van de afdeling zou
worden vermeld en het personeel er niet van op de hoogte zou worden gebracht. De inrichtingsarts heeft dit aan klager beloofd en zei dat klager een brief zou krijgen met een oproep voor de medische dienst, waarna klager naar de psycholoog zou kunnen
gaan. Dit is echter tot drie keer toe misgegaan. Een keer werd klager door een personeelslid opgeroepen voor de psycholoog te midden van vijf of zes medegedetineerden. Ook kwam de psycholoog een keer bij klager aan de celdeur. Klager heeft steeds
gezegd
dat hij nergens vanaf wist. Hij vond dit heel vervelend en hij heeft het idee dat hij nu anders wordt aangekeken door het personeel.
b. Klager kan zich met name niet vinden in de vermelding ‘narcistische trekken’. Hij heeft de inrichtingsarts die dit vermeld heeft slechts één keer gesproken. De inrichtingsarts heeft toegezegd deze vermelding te zullen verwijderen. Voor zover klager
weet is dit echter nog niet gebeurd. Ook staan er naar de mening van klager tegenstrijdigheden in het dossier; soms is vermeld dat hij wel psychische problemen heeft en dan weer niet.
c. Klager is verteld dat het hoofd zorg een brief van zijn raadsvrouw, waarin stond dat klager zich niet serieus genomen voelde, zonder overleg met klager heeft beantwoord. De brief is niet eerst met klager besproken.
Klagers raadsvrouw heeft de brief die aan haar verzonden zou zijn nooit gezien. Zij heeft de brief niet tussen haar stukken.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
a.
De beroepscommissie stelt op basis van het verhandelde ter zitting en de stukken vast dat de inrichtingsarts met klager de afspraak had gemaakt dat klager niet zou worden opgeroepen voor de psycholoog, maar voor de medische dienst waarna hij naar de
psycholoog zou gaan. Nu vast is komen te staan dat deze afspraak meermalen niet is nageleefd is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts dient te worden aangemerkt als in strijd met artikel 28 Pm. Het beroep ten aanzien
van a. zal gegrond worden verklaard. De beroepscommissie kent klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.

b.
Nu onweersproken is dat door de inrichtingsarts is toegezegd dat de passage waarin is vermeld dat klager ‘narcistische trekken’ zou hebben, zal worden verwijderd, zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

c.
Ter zitting van de beroepscommissie is door klagers raadsvrouw verklaard dat zij de brief die door het hoofd zorg aan haar zou zijn verzonden niet heeft gezien. Nu niet gebleken is dat een dergelijke brief daadwerkelijk bestaat, zal de beroepscommissie
klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht onder c.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.
Zij verklaart het beroep onder b. ongegrond.
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht onder c.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris op 8 maart 2017

secretaris voorzitter

Naar boven