Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4095/TA, 6 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:06-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4095/TA

betreft: [klager] datum: 6 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. van Galen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 november 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman,
mr. S.J. van Galen, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing klager tijdens de ramadan geen geldbedrag ter beschikking te stellen voor het kopen van halalvoeding, waardoor klager wordt belemmerd in zijn godsdienstuitoefening (RV-2016-000267, dRW 16/132).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft zich er in zijn klaagschrift van 19 juni 2016 over beklaagd dat hij wordt belemmerd in zijn godsdienstuitoefening. Hij is belemmerd in de
toegang tot halalvoeding. Het hoofd van de inrichting heeft de op hem rustende zorgplicht niet betracht. Dat is beklagwaardig. Daartoe wordt verwezen naar RSJ 9 mei 2005, 04/3121/TA en RSJ 3 mei 2010, 10/0120/TA.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep verwezen naar het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt. Dit houdt het volgende in. Voorheen mocht klager voor maximaal € 50,= per maand halalvlees bestellen. Vanaf 10 juni 2016 mag klager in plaats
daarvan maandelijks 31 stukken halalvlees buiten de kliniek bestellen. Klager is tijdens de ramadan in de gelegenheid gesteld halalvlees en andere halalproducten buiten de kliniek te bestellen als deze niet verkrijgbaar waren in de inrichtingswinkel.
Daarom is klager tijdens de ramadan geen geldbedrag gegeven.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Bvt, draagt het hoofd van de inrichting zorg dat aan de verpleegden voeding wordt verstrekt dan wel dat hem voldoende geldmiddelen ter beschikking worden gesteld om hierin naar behoren te voorzien. Op grond
van artikel 42, derde lid, van de Bvt draagt het hoofd van de inrichting zorg dat bij de verstrekking van de voeding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de godsdienst of levensovertuiging van de verpleegden. Voorts is van toepassing de nog
immer
geldende ministeriële circulaire van 15 maart 2002, kenmerk 5138552/01/DJI, waaraan volgens vaste jurisprudentie in beginsel het recht op verstrekking van halalvoeding kan worden ontleend, maar niet op dagelijkse verstrekking daarvan (vergelijk RSJ 20
juli 2005, 05/0847/TA).

Een beslissing die een vermeende schending inhoudt van een wettelijk recht is ingevolge artikel 56, eerste lid, onder e, in samenhang bezien met artikel 56, vierde lid, Bvt alleen vatbaar voor beklag als sprake is van het niet betrachten van een
zorgplicht door het hoofd van de inrichting. De enkele stelling van klager dat daarvan sprake is, is volgens vaste jurisprudentie (vergelijk RSJ 7 juni 2010, 10/0668/TA) niet voldoende voor ontvankelijkheid in de klacht.

De beroepscommissie is van oordeel dat klagers klacht niet ziet op het niet betrachten van de zorgplicht van artikel 42, eerste en derde lid, van de Bvt, maar op de wijze van betrachten daarvan. Uit de stukken komt immers naar voren dat geen aanleiding
bestond klager een budget voor de ramadan ter beschikking te stellen, omdat klager voor rekening van de inrichting – tot 10 juni 2016 voor een bepaald geldbedrag per maand en daarna 31 stukken halalvlees per maand – heeft mogen kopen. Gelet hierop kan
klager niet worden ontvangen in zijn klacht. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 6 maart 2017

secretaris voorzitter

Naar boven