Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4097/GA, 22 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vervoer  v

Uitspraak

nummer: 16/4097/GA

betreft: [klager] datum: 22 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. N. Bertrand, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 december 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught (VU 2016/001860),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het ontbreken van gordels of andere veiligheidsmechanismen in de transportbussen van DV&O waardoor het vervoer onveilig is.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het is de directeur die gedetineerden laat instappen in het vervoer van DV&O terwijl hij verantwoordelijk is voor de veiligheid en het welzijn van de
gedetineerde. De klacht gaat over een feitelijke situatie die nog altijd voortduurt. Klager kan op elk moment weer met een onveilig transport vervoerd worden. Klager zou ontvankelijk kunnen zijn via de constructie van duuraansprakelijkheid zoals wordt
toegepast binnen de Awb. Verzocht wordt om een standpuntbepaling van de RSJ.

Namens de directeur is daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter.

3. De beoordeling
Bij besluit van 19 juli 2010 is door de toenmalige Minister van Justitie een Commissie van Toezicht ingesteld bij DV&O. Bij deze Commissie van Toezicht is nog geen beklagcommissie ingesteld die klachten over (uitvoerings)beslissingen tijdens het
vervoer
zal beoordelen. Het wetsvoorstel 33844 waarin onder meer de instelling van een dergelijke beklagcommissie zal worden geregeld is sinds 2014 aanhangig bij de Tweede Kamer. Gedetineerden kunnen zich derhalve met klachten over vervoer door DV&O nog niet
wenden tot een daartoe ingestelde klachtencommissie.

Vooralsnog kunnen gedetineerden op dit moment niet rechtstreeks een klacht indienen bij DV&O. In de huidige situatie wordt op grond van de Pbw beoordeeld of de directeur van de inrichting verantwoordelijk kan worden gehouden voor klachten die het
gevolg
zijn van het in opdracht van de directeur van de inrichting uitgevoerde vervoer.

De beroepscommissie stelt voorop dat er geen beklag kan worden ingediend tegen een eventuele toekomstige beslissing. Voorts volgt uit artikel 1:6 Awb en de Memorie van toelichting op de Pbw dat de Awb niet van toepassing is in penitentiaire
inrichtingen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie betreft de afwezigheid van veiligheidsgordels in bussen van DV&O een feitelijke situatie en geen beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw. De beslissing van de beklagrechter klager niet-ontvankelijk te
verklaren is dan ook een juiste beslissing. De beroepscommissie zal daarom het beroep ongegrond verklaren en de beslissing van de beklagrechter bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
S.C. Vogel, secretaris, op 22 maart 2017

secretaris voorzitter

Naar boven