Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0113/GB, 20 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/113/GB

Betreft: [Klager] datum: 20 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 januari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 20 juli 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein. Op 26 april 2016 is hij overgeplaatst naar de locatie Esserheem te Veenhuizen. Op 24 oktober 2016 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie
Zuyder Bos te Heerhugowaard. Op 5 december 2016 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel. Op 23 december 2016 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Almelo, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt
en
waar hij thans verblijft.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager betwist betrokken te zijn geweest bij een voorval met een medegedetineerde dat in de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft plaatsgevonden en waarvan laatstgenoemde aangifte tegen hem heeft gedaan. De zaak tegen klager is op 16 oktober 2016
geseponeerd. Hetgeen in de p.i. Krimpen aan den IJssel zou zijn voorgevallen is bovendien niet concreet en feitelijk onderbouwd. De enkele mededeling van de betreffende medegedetineerde is onvoldoende om de overplaatsing te kunnen rechtvaardigen, nu
geen sprake is van aanvullend (objectief) materiaal dat erop wijst dat klager in de p.i. Krimpen aan den IJssel bedreigingen zou hebben geuit.
Met betrekking tot hetgeen de selectiefunctionaris stelt omtrent eerdere geweldsincidenten, is klager hiervoor nimmer disciplinair gestraft. Hem is enkel viermaal een ordemaatregel opgelegd in verband met onderzoek naar zijn betrokkenheid bij
incidenten
en zijn eigen veiligheid. Niet kan worden gesteld dat klager daadwerkelijk bij dergelijke geweldsincidenten betrokken is geweest. De bestreden beslissing is, gelet op het voorgaande, volgens klager onvoldoende gemotiveerd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in de locatie Esserheem te Veenhuizen verantwoordelijk gesteld voor een ernstige mishandeling van een medegedetineerde, als gevolg waarvan hij is overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos. In de locatie Zuyder Bos is klager
betrokken geweest bij een incident waarbij een medegedetineerde ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen, als gevolg waarvan klager is overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel. In deze inrichting verbleef een
medegedetineerde die in de locatie Esserheem aangifte van diefstal en poging tot oplichting tegen klager heeft gedaan. De betreffende gedetineerde heeft verklaard dat klager vanaf de luchtplaats snijbewegingen rond zijn hals naar hem zou hebben
gemaakt.
Een inrichtingsmedewerker heeft waargenomen dat deze gedetineerde overstuur en geëmotioneerd was. Hoewel de zaak tegen klager inmiddels is geseponeerd, zijn represailles niet uit te sluiten. De selectiefunctionaris meent dat een verblijf van klager in
dezelfde inrichting als de betreffende medegedetineerde, mede gelet op de eerdere geweldsincidenten waarbij klager betrokken is geweest, onwenselijk is.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Almelo is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Uit de stukken blijkt dat in de locatie Esserheem te Veenhuizen een incident heeft plaatsgevonden met een medegedetineerde, wiens echtgenote aangifte van diefstal, afpersing en bedreiging tegen klager heeft gedaan. De betreffende gedetineerde
is
hierna op eigen verzoek en in het kader van zijn eigen veiligheid overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel. Verder komt uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem naar voren dat in voornoemde inrichting
een ernstige mishandeling van een gedetineerde heeft plaatsgevonden, waarbij klager door zowel het slachtoffer als een aantal medegedetineerden is aangewezen als (mede)verantwoordelijke hiervan. Als gevolg hiervan is klager op 24 oktober 2016 naar de
gevangenis van de locatie Zuyder Bos overgeplaatst.
In de locatie Zuyder Bos heeft wederom een incident plaatsgevonden waarbij een gedetineerde ernstig is mishandeld en waarbij klager als (mede)verantwoordelijke is aangewezen. Als gevolg hiervan is klager op 5 december 2016 overgeplaatst naar de
gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel.
In de p.i. Krimpen aan den IJssel – waar tevens de gedetineerde verbleef wiens echtgenote aangifte tegen klager heeft gedaan – zou klager vanaf de luchtplaats via het raam snijdende bewegingen rond zijn hals hebben gemaakt naar voornoemde gedetineerde.
Een inrichtingsmedewerker heeft waargenomen dat de gedetineerde overstuur was. Als gevolg hiervan en wegens vrees voor represailles is klager – op verzoek van de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel – overgeplaatst naar de gevangenis van de
p.i.
Almelo.

4.4. Klager wijst erop dat het Openbaar Ministerie de aangifte heeft geseponeerd en voorts dat geen sprake is geweest van disciplinaire straffen. De beroepscommissie overweegt dat een sepot van een aangifte van een misdrijf dat in de inrichting zou
zijn gepleegd niet zonder meer inhoudt dat een dergelijk incident zich niet zou hebben voorgedaan. De beroepscommissie overweegt bovendien dat niet alleen bepalend is of, hoeveel en welke disciplinaire straffen aan klager zijn opgelegd, maar ook of
sprake is geweest van meerdere incidenten waarbij klager betrokken is geweest en of er klager regarderende ordemaatregelen zijn genomen.
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat de overplaatsing van klager vanuit de p.i. Krimpen aan den IJssel naar de p.i. Almelo in het kader van de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting noodzakelijk was. Hiertoe overweegt zij dat de
gedetineerde wiens echtgenote aangifte tegen klager heeft gedaan, voor zijn eigen veiligheid en uit vrees voor represailles naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel is overgeplaatst. Mede gelet op de recente geweldsincidenten waarbij
klager
betrokken lijkt te zijn geweest zijn represailles naar het oordeel van de beroepscommissie niet uit te sluiten.

4.5. Een en ander in samenhang bezien kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 20 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven