Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2691/GV, 10 februari 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2691/GV

betreft: [klager] datum: 10 februari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 23 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L.Tuijnenburg Muijs, advocaat te Rotterdam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 december 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is niet op de hoogte van het gegeven dat er een procedure tot ongewenstverklaring zou zijn gestart. Eerst door de beslissing van de Minister is klager van deze procedure op de hoogte gebracht.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op basis van verstrekte informatie is gebleken dat de Vreemdelingendienst een procedure tot ongewenstverklaring heeft opgestart. Niet is gebleken dat hieraan schorsende werking is toegekend.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Noordsingel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Haag heeft aangegeven negatief te adviseren in verband met mogelijk vluchtgevaar.
De politie Den Haag heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens valsheid in geschrifte en oplichting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 mei 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Een van de weigeringsgronden voor verlof zoals genoemd in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) betreft, voor zover hier van belang: l. een gedetineerde dieongewenst is verklaard, ten aanzien van wie een procedure tot ongewenstverklaring loopt, tenzij hieraan schorsende werking is verleend, of van wie vaststaat dat hij na de detentie zal worden uitgezet.
Uit de stukken blijkt dat de vreemdelingendienst van de politie Haaglanden een procedure tot ongewenstverklaring tegen klager heeft opgestart.
Artikel 67, derde lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) bepaalt dat een ongewenstverklaarde geen rechtmatig verblijf in Nederland kan hebben. Dit impliceert dat aan de procedure geen schorsende werking (onder de Vw 2000 wordt de termopschortende werking gebezigd) is toegekend.
Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting, getoetst aan de weigeringsgrond van artikel 4 onder l van de Regeling, niet instrijd is met de wet en dat deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 10 februari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven