Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3079/TA, 7 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3079/TA

betreft: [klager] datum: 7 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.M.J. Damen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 augustus 2016 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting mevrouw mr. S.G.W. Silvrants, juridisch medewerker bij voormelde inrichting.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Klagers raadsman, mr. E.J.M.J. Damen, heeft op 24 oktober 2016 bericht dat hij niet ter zitting kon verschijnen en om die reden verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. De beroepscommissie heeft ter zitting het verzoek van de raadsman
om aanhouding afgewezen. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt en klager en zijn raadsman zijn in de gelegenheid gesteld daarop schriftelijk te reageren. Aan dit verslag waren gehecht de foto’s van de luchtruimte waarover de klacht
gaat, die de inrichting na de zitting op verzoek van de beroepscommissie heeft gemaakt. Op
22 november 2016 is de reactie van klagers raadsman op het verslag en de bijgevoegde foto’s ontvangen. Deze reactie is ter kennisgeving doorgezonden naar het hoofd van de inrichting.

De foto’s van de luchtruimte zijn aan deze uitspraak gehecht.

Op 1 februari 2017 heeft de voorzitter van de beroepscommissie de bestreden luchtruimte geschouwd. Hiervan is een verslag opgemaakt dat ter kennisgeving is verstuurd naar klager, zijn raadsman en het hoofd van de inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing(en) om klager te laten luchten in een luchtruimte die niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit de foto’s en de reactie van de inrichting ter zitting blijkt dat de luchtruimte een vrijwel geheel afgesloten ruimte is en een volledig afgesloten
bovenzijde heeft. Er bestaan parallellen tussen de bestreden luchtruimte en de luchtruimte die in uitspraak RSJ 6 juni 2007, 06/3258/GA ter beoordeling stond en door de beroepscommissie is afgekeurd. Er is geen sprake van, zo blijkt ook uit de foto’s,
dat klager in de luchtruimte de weersomstandigheden en andere invloeden van buiten heeft kunnen ervaren. Luchten in die luchtruimte kan daarom niet worden gezien als ‘exercise in the open air’ als bedoeld in artikel 27.1 van de European Prison Rules.
Dat er daglicht de luchtruimte binnenkomt is onvoldoende om te kunnen stellen dat sprake is van ‘exercisie in the open air’. De luchtruimte voldoet niet aan de eisen die in de regelgeving en jurisprudentie daaraan worden gesteld. Hierbij komt dat de
inrichting klager 21 vervangende luchtmomenten heeft aangeboden. Hieruit kan niets anders worden geconcludeerd dan dat ook de inrichting van mening is dat deze situatie in feite niet houdbaar is. De omstandigheid dat klagers behandeling ten tijde van
het indienen van de klacht wellicht minder goed verliep, doet geen afbreuk aan het feit dat de luchtruimte niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Nu klager niet op juiste wijze gebruik heeft kunnen maken van zijn recht om te luchten, wordt
verzocht het beroep gegrond te verklaren en klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De voorwand van de luchtruimte waarover klager klaagt is vrijwel volledig van rasters voorzien. De rasterwand is naar schatting 4
meter breed en 2,5 meter hoog. De bovenkant van de luchtruimte is weliswaar dicht, maar vanuit de luchtruimte kan door voornoemde rasterwand heen naar buiten en de lucht worden gekeken. Via de rasterwand komt er meer dan voldoende licht de luchtruimte
binnen. Er is dan ook, anders dan bij de luchtruimte die aan de orde was in zaak RSJ 6 juni 2007, 06/3258/GA, geen elektrisch licht in de luchtruimte aanwezig. In de periode waarin onderhavige klacht is ingediend (februari 2016) verliep klagers
behandeling moeizaam en heeft klager een grote hoeveelheid klachten ingediend. De behandelcoördinator is in die periode met klager in gesprek gegaan en heeft geprobeerd een aantal van klagers klachten te bemiddelen, niet zozeer omdat klager gelijk had,
maar meer om de behandelrelatie te herstellen. Ongetwijfeld heeft de behandelcoördinator ook met klager gesproken over het luchten in de luchtruimte, maar niet bekend is of de behandelcoördinator aan klager, zoals klager stelt, 21 vervangende
luchtmomenten heeft aangeboden.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 43, derde lid, Bvt heeft de verpleegde recht op verblijf in de buitenlucht gedurende tenminste een uur per dag. Dit recht geldt ook voor verpleegden die in afzondering verblijven. Klager verbleef ten tijde van het indienen van zijn
klacht in afzondering. Gedurende die afzondering heeft hij moeten luchten in een aparte luchtruimte bij afdeling Siwa 1. Ter beoordeling staat of een verblijf in voornoemde luchtruimte kan worden aangemerkt als een verblijf in de buitenlucht.

Bij gelegenheid van de descente van de bestreden luchtruimte op 1 februari 2017 is het navolgende geconstateerd. De luchtruimte heeft een vloeroppervlak van ongeveer 10m2 en een hoogte van naar schatting 3,5 meter. De luchtruimte kan worden betreden
via
een deur in de achterwand. De zijwanden van de ruimte zijn dicht. De bovenzijde van de luchtruimte is volledig afgesloten. In de voorwand van de ruimte is een uitsparing gemaakt die vrijwel de gehele lengte van de voorwand (ongeveer 3 meter) beslaat en
een hoogte heeft van naar schatting 2 meter (gerekend vanaf de grond). In die uitsparing zijn twee fijnmazige ijzeren roosters aangebracht. Enkele meters van de luchtruimte vandaan staat een, met een groen doek afgedekt, hekwerk dat een groot deel van
het uitzicht blokkeert.

Uit alle beschikbare informatie over de luchtruimte maakt de beroepscommissie op dat daglicht en buitenlucht de luchtruimte in kunnen komen. Vanuit de luchtruimte is, door de fijnmazige openingen in de roosterwand heen, de lucht zichtbaar en voorts kan
vanuit die luchtruimte worden gezien wat voor weer het buiten is. Echter, het daadwerkelijk ervaren – waaronder niet alleen ‘zien’, maar met name ook ‘voelen’ moet worden begrepen – van de weersomstandigheden (met uitzondering van de buitentemperatuur)
is vanuit de luchtruimte vrijwel onmogelijk. Om deze reden is de beroepscommissie van oordeel dat een verblijf in de bestreden luchtruimte niet kan worden aangemerkt als een verblijf in de buitenlucht als bedoeld in artikel 43, derde lid, Bvt.

Het vorenstaande maakt dat moet worden geoordeeld dat aan klager gedurende de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde afzonderingsmaatregel een verblijf in de buitenlucht is onthouden, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 43, derde lid,
Bvt. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing(en) niet meer ongedaan gemaakt kunnen
worden
ziet de beroepscommissie aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie bepaalt, in aanmerking genomen dat klager van 15 februari 2016 tot 2 maart 2016 afgezonderd is geweest, de hoogte van de tegemoetkoming op € 40,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming van € 40,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en mr. R. van de Water, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 7 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven