Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3411/TB, 16 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3411/TB

betreft: [klager] datum: 16 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Kattestaart, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 6 oktober 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 november 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E. Kattestaart, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op 13 december 2016 is op het secretariaat van de Raad ontvangen een brief van klagers raadsvrouw met daaraan gehecht een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 8 december 2016 (AWB 16/24038). Die brief met bijlage is
doorgestuurd naar de Staatssecretaris, die in de gelegenheid is gesteld daarop te reageren. Op 27 december 2016 is de reactie namens de Staatssecretaris op het secretariaat van de Raad ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar het centrum voor transculturele psychiatrie Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 8 mei 2014 geplaatst in De Woenselse Poort te Eindhoven. Op 5 maart 2015 is klager overgeplaatst naar
FPC
De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel). Op 22 september 2016 heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) klagers verblijfsvergunning ingetrokken. Op 6 oktober 2016 heeft de Staatssecretaris beslist klager over te plaatsen naar
Veldzicht.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep ter zitting als volgt toegelicht. Aan de bestreden beslissing ligt ten grondslag het zeer discutabele besluit van de IND van 22 september 2016, waarbij de aan klager verleende verblijfsvergunning is ingetrokken en
klager een inreisverbod is opgelegd. Klager betwist uitdrukkelijk de inhoud van de beslissing van de IND en heeft hiertegen bezwaar aangetekend en ter zake een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Nu vele onderdelen uit de beslissing van de
IND ook onderhavige procedure raken en nu sprake is van bijzondere omstandigheden, is klager van mening dat de beroepscommissie moet toetsen of al dan niet sprake is van een onrechtmatig verblijf. De beslissing van de IND is op een aantal punten
onjuist. Zo is er nooit sprake geweest van een verblijfsgat, nu er sprake is van een adoptie. Klager is op vijfjarige leeftijd geadopteerd vanuit Brazilië en heeft op grond hiervan een rechtmatig verblijf in Nederland verkregen. Door aan te nemen dat
klager thans geen rechtmatig verblijf (meer) in Nederland heeft, wordt gehandeld in strijd met de toepasselijke internationale verdragen. Klager kan dus, ook na de beslissing van de IND, niet worden aangemerkt als een verpleegde zonder rechtmatig
verblijf als bedoeld in het Beleidskader Plaatsing TBS dwang 2014 (hierna: het Beleidskader). De beslissing van de IND geeft geen inzage over de waarschijnlijkheid dat Brazilië hem als staatsburger zal erkennen en de repatriëringsmogelijkheden. Er
bestaat geen twijfel dat klager in Brazilië op geen enkel netwerk zal kunnen terugvallen. Bovendien is er in Brazilië geen psychiatrische en beveiligde setting waarin klagers psychische problematiek kan worden behandeld. Een terugkeer naar Brazilië zal
dan ook zeer negatieve consequenties voor klager hebben. Nu niet is gebleken dat repatriëring naar Brazilië mogelijk is, is niet voldaan aan het Beleidskader, waarin is bepaald dat verpleegden zonder rechtmatig verblijf in Nederland in Veldzicht worden
geplaatst ter voorbereiding op de repatriëring naar het land van herkomst. Nu de beslissing in strijd is met het Beleidskader wordt verzocht het beroep gegrond te verklaren. Subsidiair wordt verzocht, zoals de beroepscommissie in een vergelijkbare zaak
(uitspraak
RSJ 8 augustus 2006, 06/0523/TB (tussenbeslissing)) heeft beslist, de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure. Klager is begin 2015 in De Rooyse Wissel geplaatst. Daar is het in het eerste jaar
gelukt een behandelrelatie met hem op te bouwen en nadien zijn er positieve gedragsveranderingen zichtbaar geworden. Het hoofd van De Rooyse Wissel heeft in een brief van 23 november 2016 te kennen gegeven – en dit is uitzonderlijk – dat een
overplaatsing van klager naar Veldzicht afbreuk doet aan de vorderingen in de behandeling en funest is voor zijn psychische gesteldheid. Sinds zijn overplaatsing naar Veldzicht heeft klager geen behandeling meer gekregen, ondanks dat er vanuit De
Rooyse
Wissel wekelijks contact is met Veldzicht met het doel de druk voor behandeling op te voeren. Er kan niet anders worden geconcludeerd dan dat klager in feite ziek wordt gehouden en wordt gehinderd in zijn ontwikkeling. Dit is in strijd met artikel 3
EVRM. Klager omschrijft zijn situatie in Veldzicht als een ‘jungle’, terwijl uit het verlengingsadvies volgt hoezeer structuur, overzicht en voorspelbaarheid gezien zijn psychische achtergrond voor hem van belang zijn. Ook is de beslissing in strijd
met
artikel 8 EVRM, nu klager na zijn overplaatsing zijn ouders amper nog heeft kunnen zien. Het Beleidskader laat toe dat daarvan wordt afgeweken. Mocht de beroepscommissie van oordeel zijn dat de bestreden beslissing niet in strijd is met het
Beleidskader, wordt verzocht te bepalen dat de bijzondere omstandigheden van dit geval een afwijking van het Beleidskader rechtvaardigen. Klager wil in ieder geval de uitkomst van de vreemdelingenrechtelijke procedure in De Rooyse Wissel kunnen
afwachten, maar het liefst definitief teruggeplaatst worden naar De Rooyse Wissel.

Bij brief van 13 december 2016 heeft klagers raadsvrouw het volgende meegedeeld. Op 8 december 2016 heeft de voorzieningenrechter bij de rechtbank Den Haag klagers verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. De voorzieningenrechter heeft bepaald
dat de rechtsgevolgen van het besluit van de IND van 22 september 2016 worden opgeschort en dat uitzetting achterwege blijft totdat op het bezwaar is beslist. Dit betekent dat ook de beslissing omtrent het onrechtmatig verblijf is opgeschort. Kortom:
klager verblijf thans (tijdelijk) rechtmatig in Nederland. Klager kan derhalve niet langer op grond van het Beleidskader in Veldzicht worden gehouden en dient derhalve direct te worden teruggeplaatst naar De Rooyse Wissel.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep ter zitting het volgende standpunt ingenomen. Bij beslissing van 22 september 2016 heeft de IND klagers verblijfsvergunning ingetrokken. Die beslissing van de IND kan in deze procedure niet worden
getoetst. De IND heeft te kennen heeft gegeven dat het aanwenden van rechtsmiddelen tegen de beslissing van 22 september 2016 geen schorsende werking heeft. Klager heeft sinds de beslissing van de IND dus geen rechtmatig verblijf meer in Nederland. In
het Beleidskader staat dat een ter beschikking gestelde die in Nederland geen rechtmatig verblijf heeft of dreigt te krijgen in Veldzicht wordt geplaatst ter voorbereiding op de repatriëring naar het land van herkomst. De beslissing is niet in strijd
met het Beleidskader of het EVRM. Anders dan klager stelt, vindt in Veldzicht wel behandeling plaats. Daarnaast worden in Veldzicht de mogelijkheden voor repatriëring van klager onderzocht. Thans wordt ook bezien hoe klagers delictgevaarlijkheid kan
worden verminderd. De behandeling die klager in Veldzicht krijgt, is wellicht minder intensief en anders dan in De Rooyse Wissel, maar dit maakt nog niet dat sprake is van een behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM. Voorts is niet gebleken dat het
voor klager onmogelijk is om in Veldzicht bezoek van zijn ouders te ontvangen. Dat klagers ouders nu een langere reisafstand hebben dan voorheen, maakt niet dat de bestreden beslissing in strijd is met artikel 8 EVRM. De bestreden beslissing is op
goede
gronden genomen.

In de schriftelijke reactie namens de Staatssecretaris van 27 december 2016 is het volgende meegedeeld. Hoewel met de uitspraak van de voorzieningenrechter alsnog schorsende werking is toegekend aan het door klager ingediende bezwaar tegen de
beslissing
van de IND van 22 september 2016, ziet de Staatssecretaris geen reden om terug te komen op zijn beslissing. Op grond van het Beleidskader wordt een ter beschikking gestelde ook in Veldzicht geplaatst indien hij geen rechtmatig verblijf ‘dreigt te
krijgen’. Daarvan is nog steeds sprake, nu de IND in de toegewezen voorlopige voorziening geen reden ziet om terug te komen op de beslissing van
22 september 2016. De IND heeft laten weten dat er zo snel als mogelijk een beslissing zal worden genomen op het door klager ingediende bezwaar. Een terugplaatsing van klager naar De Rooyse Wissel is op dit moment niet aan de orde.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

De beroepscommissie stelt voorop dat zij niet bevoegd is een oordeel te geven over de beslissing van de IND van 22 september 2016 en dat zij niet anders kan dan die beslissing als een vaststaand gegeven aannemen. De door en namens klager naar voren
gebrachte bezwaren tegen de beslissing van de IND zullen in de vreemdelingenrechtelijke procedure worden behandeld.

In hoofdstuk 4 van het Beleidskader Plaatsing TBS dwang 2014 is bepaald: “Indien een tbs-gestelde geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft (of dreigt te krijgen) zal deze in FPC Veldzicht geplaatst worden ter voorbereiding op de repatriëring
naar het land van herkomst.” Het bepaalde in het Beleidskader heeft als uitgangspunt te gelden. Echter, indien sprake is van uitzonderlijke omstandigheden moet naar het oordeel van de beroepscommissie van dit uitgangspunt kunnen worden afgeweken.

De Staatssecretaris heeft zijn bestreden beslissing gebaseerd op de beslissing van de IND van 22 september 2016 waarbij de aan klager verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is ingetrokken en aan klager een inreisverbod is opgelegd. Namens
klager is bezwaar tegen die beslissing van de IND ingesteld en tevens is namens hem een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De rechtsgevolgen van de beslissing van de IND zijn door de namens klager ingestelde rechtsmiddelen evenwel niet
vanzelf opgeschort. Gelet op het vorenstaande kon de Staatssecretaris op 6 oktober 2016, in navolging van het uitgangspunt als vermeld in het Beleidskader, beslissen tot overplaatsing van klager naar Veldzicht.

Op 23 november 2016 – een aantal dagen na de daadwerkelijke overplaatsing van klager naar Veldzicht – heeft het hoofd van De Rooyse Wissel op verzoek van klagers raadsvrouw in een brief gereageerd op de overplaatsing van klager naar Veldzicht. Uit die
brief komt naar voren dat in De Rooyse Wissel het contact met klager goed was en dat het contact tussen klager en de psychotherapeut en zijn persoonlijke begeleider zich in de laatste periode heeft verdiept, waarbij klager open was over zijn gedachten
en emoties. Voorts staat in die reactie: “Succes in de behandeling staat of valt bij [klager] met het vertrouwen dat hij heeft in contacten met zijn behandelaren. De ervaring laat zien dat als vertrouwen toeneemt, er ook sprake is van persoonlijke
ontwikkeling. Een overplaatsing in het kader van een mogelijke uitzetting naar zijn land van herkomst, heeft op de opbouw van deze vertrouwensband een enorme negatieve impact gehad. Deze negatieve impact heeft geresulteerd in een toename in
drugsgebruik
(hij gebruikt ook tijdens zijn verblijf in Veldzicht) en een verharding in het contact. Gezien de voorgeschiedenis van [klager] zal een dergelijke ontwikkeling aanleiding zijn voor een toename in het gebruik van middelen binnen de ‘uitzet-unit’ en een
potentieel risico op geweld binnen de afdeling of de betreffende organisatie. Het zal daardoor ook leiden tot een stagnering in relatie tot zijn ontwikkeling en een verharding van zijn persoonlijkheidsproblematiek. Een onderzoek naar de hervatting van
zijn verblijf in De Rooyse Wissel met als resultaat een mogelijke terugplaatsing, zou deze risico’s op ongewenst gedrag in afwachting van zijn terugplaatsing verminderen, zeker als verwacht mag worden dat de feitelijke uitzetting nog langere tijd op
zich zal laten wachten.”

Uit voornoemde reactie van De Rooyse Wissel komt naar voren dat er duidelijke behandelinhoudelijke argumenten bestaan om klager, in afwijking van het Beleidskader, niet in Veldzicht, maar in De Rooyse Wissel te laten verblijven in afwachting van een
onherroepelijke beslissing omtrent zijn rechtmatig verblijf in Nederland. Deze informatie was op het moment dat de bestreden beslissing werd genomen niet bekend en is dus bij die beslissing niet meegewogen. Hoewel de Staatssecretaris op basis van de op
6 oktober 2016 beschikbare informatie kon beslissen tot overplaatsing van klager naar Veldzicht, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden uitgesloten dat de beslissing van de Staatssecretaris anders zou zijn uitgevallen indien de
Staatssecretaris op de hoogte zou zijn geweest van de informatie die De Rooyse Wissel bij brief van
23 november 2016 heeft verstrekt. Gegeven deze stand van zaken is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris van
6 oktober 2016 niet (meer) in stand kan blijven.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing van de Staatssecretaris vernietigen. De beroepscommissie zal de Staatssecretaris opdragen binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze
uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. Bij het nemen van die nieuwe beslissing dient de Staatssecretaris in ieder geval te betrekken de reactie van De Rooyse Wissel van
23 november 2016 en in die beslissing dient gemotiveerd te worden weergegeven of hetgeen is vermeld in de reactie van De Rooyse Wissel al dan niet kan worden aangemerkt als een uitzonderlijke omstandigheid die een afwijking van het in het Beleidskader
neergelegde uitgangspunt rechtvaardigt. Voorts dient in die nieuwe beslissing te worden meegewogen de uitspraak van de voorzieningenrechter bij de rechtbank Den Haag van 8 december 2016 waarbij het namens klager ingediende verzoek om een voorlopige
voorziening is toegewezen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing van de Staatssecretaris. Zij draagt de Staatssecretaris op binnen een termijn van twee weken na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe
beslissing te nemen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en prof. dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 16 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven