Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0668/SGA, 1 maart 2017, schorsing
Uitspraakdatum:01-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 17/668/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 1 maart 2017

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door K.B.H. Welvaart, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 17 februari 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van veertien dagen, ingaande op 17 februari 2017 om 14.00 uur en eindigende op 3 maart 2017 om 14.00 uur. Deze straf is aan verzoeker
opgelegd
omdat hij (samen met vier andere gedetineerden) is afgebeeld op een van de afbeeldingen welke zijn gemaakt binnen de inrichting en welke afbeeldingen zijn aangetroffen op een bij gelegenheid van een celinspectie bij een medegedetineerde aangetroffen
micro SD-kaart.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 17 februari 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 27 februari 2017.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder een op 17 februari 2017 opgemaakt verslag, wordt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat verzoeker heeft geposeerd op een van de afbeeldingen die binnen de inrichting
zijn gemaakt en dat deze afbeelding is gemaakt met behulp van binnen de inrichting niet toegestane apparatuur (een fotocamera / telefoontoestel met camera). Uit de stukken wordt aannemelijk dat verzoeker wist het niet is toegestaan om een fotocamera /
telefoontoestel met camera in de inrichting in bezit te hebben.
Gelet daarop kon de directeur een sanctie opleggen. Voorlopig oordelend acht de voorzitter echter - mede gelet op het algemeen geldende beleid binnen de penitentiaire inrichting inzake sancties zoals neergelegd in (onder meer) de landelijk geldende
Sanctiekaart 2016 - de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel van veertien dagen, met verwijdering van de televisie, niet proportioneel en dus niet redelijk en billijk. Immers volgens de
Sanctiekaart 2016 zou voor het bezit van een mobiele telefoon kunnen worden volstaan met een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte voor de duur van maximaal tien dagen terwijl verzoeker nu voor het poseren voor andermans
telefoon een straf van veertien dagen, met verwijdering van de televisie, heeft opgelegd gekregen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de voorzitter termen aanwezig om het schorsingsverzoek toe te wijzen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 1 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven