Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0272/GV, 2 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:02-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/272/GV

betreft: [klager] datum: 2 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. mr. H.P. Eckert, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 januari 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op 7 februari 2017 is geïnformeerd naar het toegezegde incidenteel verlof onder begeleiding. Dat verlof stond gepland op 3 februari 2017 en is niet doorgegaan.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager verzocht om strafonderbreking in verband met de aanstaande geboorte van zijn eerste kind. Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van strafonderbreking voor maximaal de duur van de bevalling mits elektronisch toezicht
wordt
toegepast. De verlofcommissie heeft dit advies onderschreven. De reclassering achtte de kans op recidive nog steeds hoog, maar die kans wordt voldoende en effectief beperkt door elektronisch toezicht. In eerste instantie is in de afwijzende beslissing
meegewogen dat klager het kind niet had erkend, maar die misvatting is dezelfde dag nog gecorrigeerd. Toch is de beslissing in stand gelaten. Klager meent dat hij op grond van artikel 8 van het EVRM strafonderbreking had moeten krijgen. In de
afwijzende
beslissing is geen blijk gegeven van een concrete afweging hiervan. Uit de beslissing blijkt niet hoe het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie is afgewogen. De afwijzende beslissing is onjuist, onredelijk en onvoldoende gemotiveerd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Op grond van artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend voor onder meer het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde. Bij het verzoek tot
strafonderbreking zijn de volgende documenten overgelegd: een zwangerschapsverklaring, een kopie van het paspoort van klagers vriendin, een bewijs van inschrijving op een adres en een motivatiebrief van klager en van zijn vriendin. Nadat afwijzend was
beslist op het verzoek is duidelijk geworden dat klager het kind had erkend in de inrichting. Dit is geen aanleiding geweest om het besluit te herzien gelet op de andere afwijzingsgronden. Uit de aangeleverde stukken kan niet worden afgeleid dat sprake
is van een duurzaam samenlevingsverband zoals bedoeld in artikel 1, onder i, van de Regeling. Klager en diens vriendin hebben eerder niet op hetzelfde adres gewoond en er is ook geen sprake van een samenlevingscontract. Voorts blijkt dat er vele
risico’s verbonden zijn aan het verlenen van vrijheden. Er is nog geen re-integratieplan opgesteld, omdat klager pas recent is overgeplaatst naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden. De weigeringsgronden van artikel 4, onder
a, b, c, d en g, van de Regeling zijn van toepassing. Op 1 februari 2017 heeft de casemanager geïnformeerd dat de vriendin van klager is bevallen op 29 januari 2017. Klager zal onder begeleiding van DV&O op kraambezoek gaan op 3 februari 2017 middels
begeleid incidenteel verlof. In redelijkheid had het verzoek afgewezen kunnen worden, met de toezegging dat klager op kraambezoek mag gaan.

Op klagers verzoek zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft positief geadviseerd met elektronisch toezicht. Hierbij zijn kanttekeningen vermeld (recidiverisico en positieve urinecontroles), maar ook is aangegeven dat de geboorte van een kind een belangrijke gebeurtenis
is.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Groningen heeft positief geadviseerd voor maximaal de duur van de bevalling en daarbij aangegeven de bijzondere voorwaarde van elektronisch toezicht toe te passen.
De politie heeft het adres gecontroleerd en heeft geen bezwaar.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van voorarrest, wegens – kort gezegd – afpersing in vereniging gepleegd en gekwalificeerde diefstal. De fictieve einddatum valt op of omstreeks 25 maart 2019.

Voor strafonderbreking geldt op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling dat deze kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In artikel
36 van de Regeling is bepaald dat strafonderbreking onder meer kan worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde.

Uit de bestreden beslissing blijkt dat de gronden voor afwijzing zijn een hoog recidive risico, twee positieve urinecontroles in oktober 2016 en december 2016 en het feit dat klager het kind niet heeft erkend. Daarnaast blijkt niet van een duurzame,
hechte relatie voor de detentie.

Uit het reclasseringsrapport van 15 november 2016 blijkt dat klager in de periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de vorige detentie tot aanvang van de huidige detentie heeft verbleven in de woonwagen van zijn schoonmoeder. Klagers
vriendin is vanaf het begin van de detentie regelmatig bij klager op bezoek gekomen. Reeds op 12 januari 2017, tijdens de aanvraag van het verzoek, bleek dat klager het ongeboren kind had erkend. De beroepscommissie oordeelt dat klagers vriendin als
zijn levenspartner kan worden aangemerkt als bedoeld in de artikelen 1 en 36 van de Regeling, nu ten tijde van het verzoek voldoende aannemelijk was dat sprake is van een (duurzaam) samenlevingsverband tussen klager en zijn vriendin daterende van voor
klagers huidige detentie. Het vorenstaande in combinatie met de gegeven positieve adviezen, maakt dat het verzoek om strafonderbreking om bij de bevalling van zijn vriendin aanwezig te kunnen zijn toegewezen had moeten worden, zodat klager aanwezig kon
zijn bij de geboorte van zijn kind. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. Nu de gevolgen van de afwijzende beslissing niet ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te
kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 2 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven