Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0114/GB, 27 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/114/GB

Betreft: [klager] datum: 27 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.L.C. Schoolderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 januari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) van het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Veldzicht te Balkbrug ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 14 juli 2015 gedetineerd. Hij verbleef, in het kader van de hem opgelegde ISD-maatregel, in de GGZ-kliniek “De Woenselse Poort” te Eindhoven. Op 9 januari 2017 is hij geplaatst in het PPC van het FPC Veldzicht en vandaar is hij
geplaatst op de ISD-afdeling van de locatie Esserheem te Veenhuizen, van waaruit hij andermaal is geplaatst in het PPC van het FPC Veldzicht, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in het FPC Veldzicht omdat daardoor de ISD-maatregel, die tot nog toe voorspoedig en succesvol verliep, is omgezet in een kale ISD-maatregel. Dit omdat klagers verblijfstatus thans onzeker is. Klagers
belangen worden hierdoor genegeerd. De ISD-maatregel is hem opgelegd om een gedragsverandering te bewerkstelligen. Voordat de maatregel kon aanvangen, is zijn verblijfsvergunning ingetrokken. Klager heeft bij de rechtbank hiertegen om een voorlopige
voorziening verzocht, maar die is afgewezen. De rechtbank achtte de beslissing van de IND weliswaar dubieus, maar dit heeft niet tot een toewijzing geleid. Er is door de IND nog geen beslissing genomen op klagers bezwaar tegen de beslissing om zijn
verblijfsvergunning in te trekken. Tegen die beslissing staat vervolgens nog beroep open. Het licht niet in de verwachting dat daarover uitspraak zal zijn gedaan voordat klagers ISD-maatregel is geëindigd. Klager heeft de behandeling nodig om aan te
kunnen tonen dat er sprake is van een bestendige gedragsverandering, waardoor hij ook weer in aanmerking kan komen voor de verblijfsvergunning. Veldzicht is een inrichting bedoeld voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Daartoe behoort klager
niet, nu hem immers geen straf maar een maatregel is opgelegd. Klager is daarom geen strafrechtelijke vreemdeling. Hij heeft behandeling nodig. Door zijn plaatsing in Veldzicht is die behandeling gestagneerd. Hem wordt daar geen behandeling aangeboden.
Weliswaar is door de leiding van De Woenselse Poort aangegeven dat het lastig zou zijn klager in een vervolgtraject te plaatsen, maar dat is volgens klager enkel gezegd omdat die inrichting geen ervaring heeft met cliënten zonder verblijfsvergunning en
vervolgtrajecten. Dat zijn daarom slechts veronderstellingen. Klager heeft groot belang bij een behandeling omdat daardoor een verblijf in Nederland tot de mogelijkheden behoort. Hij heeft naar zijn zeggen geen binding met het land van herkomst
(Marokko) en verblijft al ongeveer 30 jaar in Nederland. Hij spreekt enkel Nederlands en is psychisch ziek. Als hij zou worden uitgewezen naar Marokko, dan zou dat zijn dood kunnen worden. Klager is van mening dat de Staat ten aanzien van hem een
zorgplicht heeft. De rechterlijke beslissing (een ISD-behandeling) moet worden uitgevoerd en hem moet zorg worden geboden. Naar klagers mening heeft de selectiefunctionaris klagers persoonlijke belangen onvoldoende meegewogen, waardoor klager in die
belangen wordt geschaad. Klager wil in de gelegenheid worden gesteld het beroep mondeling te mogen toelichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Hij verwijst naar zijn reactie op het schorsingsverzoek met kenmerk 16/3702/SGB. Daarin is aangevoerd dat verzoeker is veroordeeld tot een ISD-maatregel welke, in het kader van de extramurale fase vanaf 17 juni 2016 in De Woenselse Poort te Eindhoven
ten uitvoer werd gelegd. Vervolgens is klagers verblijfsvergunning ingetrokken, waardoor hij geen rechtmatig verblijf meer had in Nederland. Om die reden is hij geplaatst in het PPC van het FPC Veldzicht. Die plaatsing is vervolgens tijdelijk – omdat
er
geen plaats was bij Veldzicht en omdat klager een voorlopige voorziening had gevorderd tegen de intrekking van de verblijfsvergunning – opgeschort. Toen vervolgens op 9 januari 2017 werd gemeld dat het verzoek om de voorlopige voorziening was
afgewezen, is alsnog besloten verzoeker over te plaatsen naar het FPC Veldzicht, waarna hij – omdat de indicatiestelling voor een PPC-plaatsing werd opgeheven – overgeplaatst naar het ISD-regime van de locatie Esserheem.

4. De beoordeling
4.1. De ontvankelijkheid
Het beroep is gericht tegen de beslissing van 10 januari 2017, strekkende tot ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de beslissing van 1 september 2016, strekkende tot plaatsing in het PPC van het FPC Veldzicht. Verzoeker is daar op 9 januari 2017
daadwerkelijk geplaatst. Hij is vervolgens, naar aanleiding van een nieuwe selectiebeslissing van 30 januari 2017, op 2 februari 2017 geplaatst op de ISD-afdeling van de locatie Esserheem. Niet is gebleken dat tegen die beslissing bezwaar- of beroep is
ingesteld. Dit zou er in beginsel, overeenkomstig de vaste rechtspraak van de beroepscommissie, toe moeten leiden dat verzoeker niet wordt ontvangen in zijn beroep. Dat is in dit geval anders omdat verzoeker inmiddels, na een zeer kort verblijf in de
locatie Esserheem, andermaal is geselecteerd voor plaatsing in het PPC van het FPC Veldzicht, welke plaatsing op 10 februari 2017 is geëffectueerd. Gelet daarop ziet de beroepscommissie aanleiding om klagers beroep alsnog inhoudelijk te beoordelen.
Indien het beroep gegrond zou worden verklaard, zou de beroepscommissie de selectiefunctionaris opdracht kunnen geven een nieuwe beslissing te nemen, waardoor ook de latere beslissingen, van respectievelijk 30 januari 2017 en 10 februari 2017 komen te
vervallen. Klager zal daarom worden ontvangen in zijn beroep.

4.2. Ten aanzien van het verzoek om het beroep mondeling te mogen toelichten geldt dat de beroepscommissie zich voldoende acht ingelicht om thans te kunnen beslissen. Het verzoek om het beroep mondeling te mogen toelichten zal daarom worden
afgewezen.

4.3. Vast staat dat klager is veroordeeld tot een ISD-maatregel en dat zijn verblijfsvergunning is ingetrokken.
Artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) is in dit geval van toepassing. Dat artikel luidt:
“Artikel 20b Inrichtingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen
1. In de inrichtingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen worden vreemdelingen geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien van wie
voorlopige hechtenis ingevolge een bevel gevangenneming of gevangenhouding, een vrijheidsstraf of een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer wordt gelegd.
2. (...)
3. (...).”

In de toelichting op dat artikel (Stcrt. 13 april 2011, nr. 6418) staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(...)
Voor deze doelgroep wordt de maatregel in zijn geheel intramuraal uitgevoerd. De reden voor de geheel intramurale uitvoering is dat de maatregel voor deze vreemdelingen in beginsel niet ziet op re-integratie in de Nederlandse samenleving. De beoogde
wijziging van artikel 20b ziet op vreemdelingen van wie vaststaat dat zij na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland (meer) hebben en Nederland zullen moeten verlaten. Het gaat daarbij om vreemdelingen zonder
rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.

Het spreekt vanzelf dat de inrichting, waar de ISD-maatregel voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8 Vreemdelingenwet 2000 ten uitvoer wordt gelegd, als inrichting voor stelselmatige daders als bedoeld in artikel 9, eerste
lid, Pbw is aangewezen.
(...).”

Nu klager op grond van het bepaalde in artikel 20b van de Regeling niet (langer) in aanmerking komt voor plaatsing in de extramurale fase van de ISD-maatregel en voor hem een indicatie was (en weer is) afgegeven voor plaatsing in een PPC, zijn de
bestreden beslissingen van de selectiefunctionaris om klager te plaatsen in het PPC van het FPC Veldzicht, welk PPC als enig PPC bedoeld is voor de opname van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet in strijd met de wet noch onredelijk of onbillijk. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om een mondelinge behandeling af en verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven