Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0135/GV, 24 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/135/GV

betreft: [klager] datum: 24 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.F. Schadd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 januari 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof gedurende eenmaal per de zes weken afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft twee minderjarige zoons van negen en tien jaar oud. Hij is belast met het gezag, aangezien de moeder uit het ouderlijk gezag is ontheven. Het is voor de kinderen te belastend om klager in
de
inrichting te bezoeken. Dit blijkt uit een onderzoek van het centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof. Om die reden is een bezoekregeling voorgesteld waarbij klager eenmaal per zes weken zijn kinderen op hun thuislocatie kan bezoeken. Zowel
het pleeggezin, de behandelaar in Herlaarhof en de coördinator vaderproject Humanitas ondersteunen dit voorstel. Klager kan zich niet verenigen met de afwijzende beslissing van de Staatssecretaris. Klager kan op deze manier geen band onderhouden met
zijn kinderen en stelt dat zijn recht op family life zoals bedoeld in artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) wordt geschonden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Bij beslissing van 4 november 2016 is aan klager begeleid incidenteel verlof toegekend teneinde eens per drie maanden zijn kinderen te bezoeken. Op 5 december 2016 heeft klager
verzocht om incidenteel verlof eenmaal per zes weken. In het verslag van de coördinator van het vaderproject van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught van 28 juli 2016 wordt voorgesteld om klager eenmaal per zes weken zijn kinderen te laten
bezoeken.
In het eindverslag van Herlaarhof van 25 augustus 2016 wordt geadviseerd om het bezoek van de kinderen in de inrichting minder frequent dan tweewekelijks te laten plaatsvinden en dat het in het belang van de kinderen is om het bezoek in een veilige
omgeving te laten plaatsvinden. Op 4 november 2016 heeft de medisch adviseur beoordeeld in hoeverre een bezoek aan de inrichting gezondheidsschade toebrengt aan de kinderen en welke bezoekfrequentie wenselijk is voor het onderhouden van de
vader-kindbinding. De medisch adviseur achtte een tijdelijk verlaten van de inrichting voor zogenoemd omgekeerd bezoek eenmaal per drie maanden geïndiceerd en voor tussentijds contact kan gebruik worden gemaakt van de ouder-kinddagen. De
Staatssecretaris heeft in redelijkheid beslist tot afwijzing van het verzoek om incidenteel verlof gedurende eenmaal per zes weken. Met de eerder opgestelde regeling van 4 november 2016 wordt voldoende rekening gehouden met alle in acht te nemen
belangen.

Op 31 januari 2017 is een aanvullende reactie namens de Staatssecretaris ontvangen. Dit betreft een toelichting van de medisch adviseur op het eerder uitgebrachte advies. Daaruit blijkt dat de psychiatrisch verpleegkundige die de kinderen begeleidt
heeft aangegeven dat er, gelet op de belasting van de kinderen, behoefte is aan één tot twee contactmomenten per drie maanden, bij voorkeur in een ongedwongen omgeving waarbij de kinderen zo min mogelijk uit hun normale regelmaat worden gehaald. Het
bezoek zou één keer per drie maanden kunnen plaatsvinden bij de pleegouders thuis en één keer per drie maanden op een ouder-kinddag. Uit het gesprek met de verpleegkundige kreeg de medisch adviseur de indruk dat medisch gezien een bezoek van eenmaal
per
drie maanden voldoende is om de ouder-kindbinding te onderhouden, daar het niet in de verwachting ligt dat klager de zorg voor de kinderen zal krijgen na zijn detentie. Het is vooral in het belang van de kinderen dat er rust en regelmaat is en
voorkomen
dient te worden dat de contacten met de vader hun rust verstoort.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Vught heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om incidenteel verlof, maar dan eenmaal per acht weken.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft zich van advies onthouden.
De politie heeft op 12 september 2016 positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om incidenteel verlof, mits het bezoek plaatsvindt onder begeleiding van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) en onder de voorwaarde van een contactverbod.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijftien jaar met aftrek, wegens deelname aan een criminele organisatie en handelingen die strafbaar zijn gesteld bij de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 november 2018.

In artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) wordt bepaald dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn
aanwezigheid noodzakelijk is.

Uit artikel 25, eerste lid, van de Regeling volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnd kind indien dit kind wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te
bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat incidenteel verlof voor een bezoek aan een kind jonger dan twaalf jaar daarnaast kan worden verleend indien redenen van
sociaal-psychologische aard zich tegen een bezoek van het kind aan de inrichting verzetten en de gedetineerde het recht op omgang met het kind niet is ontzegd.

Bij beslissing van 4 november 2016 is aan klager incidenteel verlof onder begeleiding toegekend teneinde eenmaal per drie maanden zijn kinderen te kunnen bezoeken. Klager heeft verzocht om aan hem eenmaal per zes weken incidenteel verlof te verlenen in
plaats van eenmaal per drie maanden, welk verzoek is afgewezen.

De medisch adviseur heeft incidenteel verlof voor zogenoemd omgekeerd bezoek eenmaal per drie maanden geïndiceerd geacht. Uit de toelichting van de medisch adviseur volgt dat de psychiatrisch verpleegkundige die de kinderen begeleidt heeft aangegeven
dat er, met het oog op de belasting van de kinderen, behoefte is aan één tot twee contactmomenten per drie maanden. De Staatssecretaris heeft op het advies van de medisch adviseur mogen afgaan. Gelet op het vorengaande is de beroepscommissie van
oordeel
dat de afwijzende beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 24 februari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven