Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0081/SGA, 12 januari 2017, schorsing
Uitspraakdatum:12-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 17/81/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 12 januari 2017

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een tweetal bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschriften van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Detentiecentrum Rotterdam, en van mr. D. Nieuwenhuis, ingediend namens verzoeker.

Verzoeker vraagt - zo verstaat de voorzitter - om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld detentiecentrum van 9 januari 2017, inhoudende de
oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van veertien dagen, ingaande op 9 januari 2017 om 18.00 uur en eindigende op 23 januari 2017 om 18.00
uur, wegens de weigering om medewerking te verlenen aan de plaatsing op een meerpersoonscel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het door verzoekers raadsman namens verzoeker ingediende klaagschrift van 11 januari 2017, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 12 januari 2017.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker heeft in zijn schorsingsverzoek aangegeven dat hij al gedurende vijf weken, sedert 5 december 2016, in het kader van hem opgelegde disciplinaire straffen is opgesloten in een andere verblijfsruimte dan een strafcel. Uit de door de directeur
verstrekte inlichtingen is gebleken dat verzoeker - zonder dat de psycholoog of medische dienst een contra-indicatie hebben vastgesteld - structureel weigert om medewerking te verlenen aan plaatsing op een meerpersoonscel en dat hem om die reden
onderhavige disciplinaire straf is opgelegd. Verzoeker is medegedeeld dat deze straf direct zal worden opgeheven zodra hij toezegt wel medewerking te verlenen.
In de thans bestreden beslissing is vermeld dat dit een verlenging is van de reeds eerder aan verzoeker opgelegde straf. Nu de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf niet kan worden verlengd, is de beslissing van 9 januari 2017 genomen in strijd
met het bepaalde in artikel 51, eerste lid van de Pbw. Deze beslissing komt derhalve voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal derhalve worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing zal daarom met onmiddellijke ingang worden
geschorst.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. M. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 12 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven