Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2517/GA, 10 februari 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2517/GA

betreft: [klager] datum: 10 februari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 27 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 11 november 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Midden Holland, locatie Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – de weigering van de directeur om toestemming te verlenen om een personal computer (PC) op cel te houden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
In de huidige praktijk van de (strafrechtelijke) vervolging is het gebruikelijk dat bewijsmateriaal wordt aangeleverd op Cd-romschijven. Nu aan klager de toegang tot een PC wordt onthouden, is voor hem daarmee de weg afgesloten omkennis te kunnen nemen van het bewijsmateriaal zoals dat tegen hem is verzameld in het gerechtelijk vooronderzoek. Klager wenst zelf zijn verdediging voor te bereiden en daarom is het noodzakelijk om kennis te kunnen nemen van hettegen hem voorliggende bewijsmateriaal.
Klager verwijst ter ondersteuning naar eerdere uitspraken van de beroepscommissie, waaronder A 97/501 d.d. 7 oktober 1997. Ook is klager van mening dat de beslissing van de directeur is genomen in strijd met het bepaalde in artikel6 van het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
In zijn schriftelijke toelichting op het beroep d.d. 5 januari 2003 heeft klager nog aangevoerd dat de directeur er bijna een vol jaar over heeft gedaan alvorens op het verzoek strekkende tot invoer van een laptop te beslissen.Tussentijds is bij verzoeker de verwachting gewekt dat hem toestemming zou worden verleend voor die invoer. Na de komst van de huidige unit-directeur is aan verzoeker zonder nadere motivering medegedeeld dat het bezit van een laptopniet werd toegestaan. De officiële afwijzing ontving klager pas veel later, nadat hij diverse malen om een dergelijke beslissing had verzocht. In de officiële afwijzing wordt verwezen naar de huisregels van de inrichting. Diehuisregels zijn tussentijds, dus nadat het verzoek was ingediend, gewijzigd in die zin de laptop op de zogenaamde lijst van verboden goederen is komen te staan. Volgens klager is dat een onjuiste werkwijze. Het verzoek is ingediendvoor de wijziging, daarom mag in de afwijzing niet worden verwezen naar die (gewijzigde) regelgeving, maar had een behoorlijke motivering moeten worden gegeven.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Voor de beoordeling van het op 5 juni 2002 gedateerde klaagschrift zijn de (op 2 april 2002 gewijzigde) huisregels bepalend. In artikel 4.5.1.1. van die regels is onder het hoofd "verboden voorwerpen" een lijst met voorwerpenopgenomen, waarvan het aan de in de inrichting verblijvende gedetineerden niet is toegestaan om deze voorwerpen onder hun berusting te houden. Op die lijst staan (onder meer) een computer/laptop en alle hierbij behorenderandapparatuur. Nu geklaagd wordt over een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel, kan klager niet worden ontvangen in zijn beklag. Niet in te zien valt dat de huisregels onverbindend is inverband met – naar klager kennelijk bedoelt – het recht op een eerlijke berechting als bedoeld in artikel 6 EVRM. Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de beslissing van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat klageralsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 februari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven