Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0112/SGA, 18 januari 2017, schorsing
Uitspraakdatum:18-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 17/112/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 18 januari 2017

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel van 10 januari 2017, inhoudende de
oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 9 januari 2017 om 16.00 uur en eindigend op 23 januari 2017 om 16.00 uur, wegens – kortweg – het niet opvolgen van opdrachten van het personeel, het zich –
samen met anderen – verschansen in de recreatieruimte en het – bij gelegenheid van de ontruiming door het interne bijstandsteam (IBT) vernielen en beschadigen van de recreatieruimte. De disciplinaire straf is in eerste instantie extern ten uitvoer
gelegd in een strafcel van de locatie De Schie, waarna de directeur van die locatie de tenuitvoerlegging verder heeft overgenomen na verzoekers overplaatsing naar de locatie De Schie door de selectiefunctionaris.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 12 januari 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 16 januari 2017.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen een verslag van 10 januari 2017, wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker zich, samen
met enkele medegedetineerden, ernstig heeft misdragen, waardoor de orde, rust en veiligheid op de afdeling ernstig in gevaar werd gebracht en ingrijpen van het IBT noodzakelijk was. Gelet daarop kon de directeur, naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter, in redelijkheid onderhavige disciplinaire straf opleggen.
Het namens verzoeker gevoerde verweer inhoudende dat de uitreiking van de beslissing niet onverwijld heeft plaatsgevonden kan niet slagen. Weliswaar kan - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – vooralsnog niet worden gezegd dat die beslissing
meteen aan verzoeker is uitgereikt, echter de vraag of dat niet meteen uitreiken in dit geval, daarbij rekening houdende met alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden, moet leiden tot een schorsing van de tenuitvoerlegging van die
beslissing, moet negatief worden beantwoord. Gelet op het voorgaande moet het verzoek worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 18 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven