Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0197/SGA, 24 januari 2017, schorsing
Uitspraakdatum:24-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 17/197/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 24 januari 2017

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. T.J. Lindhout, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Schie te Rotterdam.

Verzoeker vraagt - zo verstaat de voorzitter - om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 13 januari 2017, inhoudende de oplegging
van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 12 januari 2017 om 16.30 uur en eindigende op 26 januari 2017 om 16.30 uur. Deze ordemaatregel is aan verzoeker opgelegd in
afwachting
van nader onderzoek naar mogelijk onprofessioneel contact door een stagiaire portefeuille DenR met verzoeker.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 23 januari 2017.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren.

De maatregel is opgelegd nadat op 12 januari 2017 is gemeld dat een stagiaire mogelijk onprofessioneel contact heeft gehad met verzoeker en daarnaar een onderzoek is gestart. Uit dit onderzoek is inmiddels vast komen te staan dat verzoeker middels een
mobiele telefoon SMS-contact heeft gehad met deze stagiaire en dat tevens is geprobeerd om telefonisch contact te krijgen. De maatregel is - blijkens de eraan gegeven motivering - opgelegd om te voorkomen dat op de afdeling mogelijk aanwezig
bewijsmateriaal met betrekking tot dit ongewenste contact wordt vernietigd. Uit nadere inlichtingen van de directeur is gebleken dat inmiddels nader onderzoek heeft plaatsgevonden, hetgeen tot een bevestiging van het zoeken van contact met de stagiaire
heeft geleid. Niet gebleken is dat het onderzoek naar deze contacten thans nog redelijkerwijs noodzaakt tot het voortzetten van de afzonderingsplaatsing van verzoeker. De voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat de stagiaire heeft verklaard en zij
geen toegang meer heeft tot de inrichting, dat de telefoon van verzoeker inmiddels voor onderzoek beschikbaar is en dat met betrekking tot andere feiten dan de contacten met de stagiaire slechts wordt gesproken over vermoedens.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan het vorenstaande de bestreden beslissing van de directeur thans niet langer rechtvaardigen. Gelet op het vorenstaande zal het verzoek worden toegewezen. De voorzitter merkt nog op dat, indien concrete
feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, de directeur op grond daarvan uiteraard een nieuwe (orde)maatregel kan nemen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 24 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven