Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3825/GA, 23 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3825/GA

betreft: [klager] datum: 23 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Scheurwater, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 november 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 februari 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. C. Scheurwater, en C. de Jong, juridisch medewerker bij de p.i. Alphen aan den Rijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft geweld tijdens klagers plaatsing in de isoleercel (AE 2016/302).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is door p.i.w.-ers disproportioneel hard aangepakt, waardoor hij buiten bewustzijn is geraakt en met een ambulance naar het ziekenhuis is
vervoerd. De verklaringen van de directeur en de p.i.w.-ers zijn summier en verschaffen onvoldoende helderheid over het voorval. Klager heeft een trap tegen zijn kin en tegen zijn buik gehad. De situatie was niet dermate dreigend dat dit noodzakelijk
was. Er waren voldoende alternatieven om klager te overmeesteren.
Klager heeft in de iso aanvankelijk geweigerd zijn kleren uit te doen, maar heeft daarna wel meegewerkt. Hij werd met harde hand naar de grond gewerkt. Klager lag bij de deur van de iso. Hij had veel pijn, doordat zijn arm uit de kom was geraakt. Hij
stond op en wendde zich naar de deur. Hij stond stil en kreeg een trap in zijn gezicht en in zijn buik. In totaal waren ongeveer zeven personeelsleden aanwezig. Voor het incident had klager geen bijzondere gezondheidsklachten.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij de overgelegde stukken bevindt zich het verslag van één van de p.i.w.-ers. Van de tweede p.i.w.-er is geen verslag aanwezig. De directeur meent
dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht doordat sprake is van feitelijk handelen door het personeel. Verder persisteert de directeur bij zijn voor de beklagrechter gevoerde verweer. Er is volgens de procedure gehandeld. Toen klager op de
grond lag is hem duidelijk te kennen gegeven dat hij pas mocht opstaan als de celdeur gesloten was. Hij heeft zich niet aan deze instructie gehouden. De medische dienst is niet bekend dat klagers arm uit de kom is geraakt. Verder blijkt uit de stukken
dat er geen causaal verband is tussen het toegepaste geweld en de problemen van klagers hart. De verwonding in het gezicht blijkt geen traumatisch letsel te zijn geweest.

3. De beoordeling
De overbrenging van klager naar de isoleercel en het daarbij toegepaste geweld heeft plaatsgevonden als onderdeel van de uitvoering van de door de directeur genomen beslissing klager in een afzonderingscel te plaatsen. Gelet hierop kan klager in zijn
klacht worden ontvangen.

Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd jegens een gedetineerde geweld te gebruiken dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden met het oog op de in dit artikellid genoemde gronden. In artikel 9, eerste lid, van
de
Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen is bepaald dat de ambtenaar of medewerker die geweld heeft gebruikt of vrijheidsbeperkende middelen heeft aangewend, dit onverwijld schriftelijk meldt aan de directeur.

In het schriftelijk verslag van 26 juli 2016 is over het voorval – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(...) Omstreeks 19:15 ben ik vervolgens naar [klager] gegaan om hem aan te zeggen dat hij in ieder geval voor de nacht op de OBS moest blijven. Hierop verzocht ik hem zijn kleren uit te doen. Dit weigerde hij in alle toonaarden, ondanks een flink
gesprek. Hierop is gepast geweld gebruikt om betrokkene uit te kleden. Nadat betrokkene uitgekleed was is volgens procedure de iso cel verlaten, echter bij het opkomen van het laatste personeelslid sprong [klager] op en kwam dreigend op de laatste twee
personeelsleden af. Hierop hebben beide personeelsleden afgeweerd met de voet. Gedetineerde is wederom overmeesterd en in de boeien gelegd. Op dat moment zag ik dat gedetineerde slap werd en heb direct de medewerkers daarvan op de hoogte gebracht. De
medewerkers reageerden hier direct op, door ademhaling en bewustzijn te controleren. Ook is direct de medische dienst ingeschakeld. (...)”.

De beroepscommissie stelt vast dat van de twee personeelsleden die zich kennelijk met hun voet hebben verweerd, slechts van één een schriftelijk verslag bij de stukken is gevoegd. Uit dit verslag komt naar voren dat sprake was van een worsteling met
klager waarbij hij “een schoen in zijn gezicht heeft gekregen”. De beroepscommissie acht verder aannemelijk geworden dat klager het bewustzijn heeft verloren als gevolg van het jegens hem uitgeoefende geweld.

Op de directeur rust de zorgplicht dat een gedetineerde niet wordt blootgesteld aan nodeloos geweld. De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat jegens klager meer geweld is toegepast dan gelet op de omstandigheden noodzakelijk was. Bij dit
oordeel heeft de beroepscommissie meegewogen dat de summiere en onvolledige schriftelijke beschrijving van het toegepaste geweld de door klager geschetste gang van zaken in onvoldoende mate weerspreekt. Verder weegt de beroepscommissie mee dat klager
als gevolg van het geweld het bewustzijn heeft verloren, wat ook een aanwijzing vormt dat te veel geweld is gebruikt. Het vorenstaande in onderlinge samenhang bezien leidt tot de conclusie dat vorenbedoelde zorgplicht is geschonden.

Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en
stelt deze vast op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, U.P. Burke en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 23 februari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven