Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0229/SGA, 26 januari 2017, schorsing
Uitspraakdatum:26-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 17/229/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 26 januari 2017

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. K.G.L. Bovens, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 20 januari 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van zeven dagen, ingaande op 20 januari 2017 om 08.15 uur en eindigende op 27 januari 2017 om 08.15 uur, wegens het niet meewerken aan een
urinecontrole, hetgeen gelijk wordt gesteld aan het gebruik van harddrugs.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van een tweetal klaagschriften, ingediend respectievelijk door verzoeker op 20 januari 2017 en door zijn raadsvrouw op 24 januari 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 25 januari
2017.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen het verslag van 19 januari 2017, wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker op 18 en 19 januari 2017 meerdere malen is duidelijk gemaakt dat hij in het kader van een urinecontrole op 19 januari
2017 tot uiterlijk 11:30 uur die dag de tijd had om urine af te geven, maar dit niet gedaan heeft. Niet is echter gebleken dat aan verzoeker ook duidelijk is gemaakt dat het niet doen van zijn urinecontrole om uiterlijk 11:30 uur als een - te
sanctioneren - weigering zou worden aangemerkt. In dit verband is onweersproken de stelling van verzoeker dat hij niet van de regeling met betrekking tot urinecontroles op de hoogte was.
Gelet hierop kan - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - de beslissing om verzoeker te bestraffen als zodanig onredelijk of onbillijk worden aangemerkt dat deze beslissing voor schorsing in aanmerking komt.
Gelet op het voorgaande moet het verzoek worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag
zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 26 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven