Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3313/GA, 16/3459/GA en 16/3571/GA, 22 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 16/3313/GA, 16/3459/GA en 16/3571/GA

betreft: Klager datum: 22 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen drie uitspraken van 16 september 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en klager om de beroepen schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het belemmeren van klager in de mogelijkheid contact te hebben met zijn raadsman (VU-2016-1151, 16/3313/GA);
b. het ten onrechte intrekken van twee beklagnummers (VU-2016-1226, 16/3459/GA);
c. het niet mogen verrichten van reguliere arbeid in de periode van 17 februari 2016 tot en met 4 mei 2016 en de verlenging van de toezichtsmaatregelen in verband met klagers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk
risico (GVM) van 9 mei 2016 tot en met 9 juni 2016 (VU-2016-1147, 16/3571/GA).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a, b en c. De beklagrechter heeft niet beslist op het beklag onder c. voor zover het betreft de verlenging van de toezichtsmaatregelen in verband met klagers plaatsing op de
GVM-lijst.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Ten aanzien van a: Klager wordt belemmerd in de mogelijkheid contact te hebben met zijn raadsman. Hij mag zijn raadsman niet meer bellen in de telefooncel, maar alleen met de draadloze telefoon die door het personeel wordt beheerd. Hij is gebonden aan
een maximum van tweemaal per week. Als hij wil bellen, is de telefoon niet beschikbaar of wordt hij gewezen op de mogelijkheid om een brief te schrijven.
Ten aanzien van b: Klager heeft ingestemd om het beklag met betrekking tot GVM in te trekken (VU-2016-829). Later bleek dat de beklagrechter het beklag ten aanzien van de ordemaatregel van 14 april tot en met 21 april 2016 en het beklag ten aanzien van
de beperkingen in het contact met klagers raadsman van 7 maart 2016 tot en met 25 maart 2016 als aanvulling op het beklagnummer VU-2016-829 had toegevoegd. Klager heeft deze beklagen niet in willen trekken.
Ten aanzien van c: De beklagrechter heeft niet beslist op de klacht tegen de verlenging van de toezichtsmaatregelen. In de mededeling over de GVM-maatregelen staat dat klager geen aanstelling kan krijgen voor speciale baantjes. Het personeel heeft
klager verteld dat arbeid voor hem verboden is. De klacht is tijdig ingediend, nu de toezichtsmaatregelen elke zeventiende dag van de maand worden verlengd en klager op 17 mei 2016 beklag heeft ingediend. Tijdens de arbeid zat klager achter de deur.
Hij
wenst een zitting van de beroepscommissie dan wel telefonisch gehoord te worden. Hij verzoekt de beroepscommissie tevens alle GVM-notulen op te vragen met name die van 9 mei 2016.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
a.
Op grond van artikel 39, eerste lid, van de Pbw heeft klager het recht om ten minste eenmaal per week op de in de huisregels vastgestelde tijden gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. In
artikel 3.9.1. van de huisregels is bepaald dat het telefoneren plaatsvindt tijdens de voor recreatie bestemde uren. Naast deze reguliere belmomenten dient klager ingevolge artikel 39, vierde lid, van de Pbw en artikel 3.9.2. van de huisregels in de
gelegenheid te worden gesteld om met zijn raadsman te telefoneren, indien hiertoe de noodzaak en de gelegenheid bestaat.

De klacht is gericht tegen een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel waartegen geen beklag of beroep openstaat, tenzij sprake is van strijd met hogere wet- of regelgeving. Niet aannemelijk is geworden dat deze
algemene regel in het geval van klager anders is toegepast. Nu deze algemene regel naar het oordeel van de beroepscommissie niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving, is klager terecht niet ontvangen in zijn beklag. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter, omdat geen sprake is van een klachtwaardige beslissing in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Pbw.
Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

c.
Klager heeft de beroepscommissie verzocht hem in verband met deze klacht te horen en de GVM-notulen op te vragen. De beroepscommissie ziet, gezien de hierna te geven beslissing, geen noodzaak om klager te horen en de GVM-notulen op te vragen. De
verzoeken zullen derhalve worden afgewezen.

Voor zover klager zich heeft beklaagd over de verlenging van de toezichtsmaatregelen in verband met zijn plaatsing op de GVM-lijst van 9 mei 2016 tot en met 9 juni 2016 overweegt de beroepscommissie dat de beklagrechter niet heeft beslist op dit
beklag.
Zij zal om proceseconomische redenen in eerste en enige aanleg hierover oordelen.

Klager heeft op het klaagschrift 10 mei 2016 als datum vermeld. Hij heeft dit klaagschrift, samen met andere geschriften, gevoegd bij het beklagformulier van de inrichting dat op 17 mei 2016 is binnengekomen bij het secretariaat van de beklagcommissie.
De beroepscommissie is van oordeel dat klager buiten de wettelijke beklagtermijn van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw beklag heeft ingediend. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat klager niet in
verzuim is geweest. Gelet hierop kan klager niet worden ontvangen in dit onderdeel van zijn beklag.

Voor het overige overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal
worden
bevestigd, met dien verstande dat de beroepscommissie het in de uitspraak van de beklagrechter onder het kopje inhoud van beklag voorkomende ‘17 april 2016’verbeterd leest als ‘17 februari 2016’.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag onder c. voor zover het betreft de verlenging van de toezichtsmaatregelen in verband met zijn plaatsing op de GVM-lijst van 9 mei 2016 tot en met 9 juni 2016.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder c. ten aanzien van het niet mogen verrichten van reguliere arbeid in de periode van 17 februari 2016 tot en met 4 mei 2016 ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 22 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven