Nummer: 16/3964/GB
Betreft: [klager] datum: 21 februari 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Bruns, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 november 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K. Bruns, op 26 januari 2017 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen van de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Esserheem te Veenhuizen, naar de normaal beveiligde inrichting van de
penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 1 mei 2015 gedetineerd. Hij verbleef sinds 8 juli 2016 in de z.b.b.i. van de locatie Esserheem. Bij besluit van 21 oktober 2016 is hij overgeplaatst naar de p.i. Lelystad, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft geprobeerd om medegedetineerden te helpen bij het vinden van een huurwoning. Klager was voorheen werkzaam in de assurantiewereld. Klager heeft zelf geen medegedetineerden benaderd, maar zij kwamen volgens hem zelf naar hem toe. Klager
kende
de vader van dhr. B. vanuit de vastgoed. Toen klager hem belde, werd hij doorverwezen naar diens zoon. Klager heeft dhr. B. gebeld om te informeren naar huurwoningen en zo heeft hij het contact gelegd tussen dhr. B. en de medegedetineerden. In totaal
heeft hij drie medegedetineerden in contact gebracht met dhr. B. Klager heeft naar zijn zeggen slechts als tussenpersoon gefungeerd; hij was zelf geen partij. Klagers naam komt ook niet voor in de stukken.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet is gebleken van afspraken die klager zou hebben gehad tijdens arbeidsuren bij zijn externe werkgever. Klager heeft nooit geld ontvangen. Uit het proces-verbaal van de aangifte door één van de
medegedetineerden blijkt ook dat het geld is overgemaakt naar dhr. B. De raadsvrouw merkt op dat de aangifte pas is gedaan na klagers overplaatsing. Klager heeft zelf ook aangifte gedaan van het doen van een valse aangifte. De bestreden beslissing is
in
de visie van klager gebaseerd op geruchten. Klager is niet als verdachte gehoord en ook is onduidelijk of hij vervolgd wordt. De beslissing tot overplaatsing heeft veel negatieve gevolgen met zich meegebracht voor klager. Zo verblijft hij weer in het
basisregime en is hij geplaatst op een meerpersoonscel.
3.2. Ter afsluiting van het rogatoir horen heeft klager – zichtbaar geëmotioneerd – een handgeschreven verklaring voorgedragen. Klager heeft daarin – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht.
20 oktober 2016 is een gitzwarte dag in klagers leven. De directeur van de p.i. Veenhuizen heeft aan klager ten onrechte een maatregel opgelegd wegens verdenking van mogelijke illegale woningverhuur. Klager is in 2009 aangehouden. Hij heeft zijn fouten
bekend en heeft zijn straf geaccepteerd. De dag na de uitspraak heeft hij zijn geliefden een belofte gedaan: hij zal nooit weer iets verkeerds doen. Zes jaar later startte zijn detentie in de p.i. Veenhuizen en dit gaf klager opluchting na het
jarenlange wachten op het hoger beroep en de cassatieprocedure. Klager stond, ook in detentie, er altijd voor open om medegedetineerden te helpen. Na zeven maanden in de gesloten inrichting en zeven maanden in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.)
van de p.i. Lelystad, is klager op 8 juli 2016 in de z.b.b.i. geplaatst. Klager werkte wekenlang naar tevredenheid van de betrokken medewerkers. ’s Avonds hielp hij medegedetineerden met hun fiscale problemen, altijd belangeloos. Ook toen de betrokken
medegedetineerden klager benaderden heeft hij alleen willen helpen. Geen belang in de verhuur, maar puur oprechte hulp. Dat de contactpersoon zijn afspraken niet is nagekomen, wordt klager nu verweten en dat vindt hij kwalijk. De directeur heeft
klagers
verhaal nooit aangehoord en nam daarvoor ook niet de tijd. Hij koos de weg van de minste weerstand. Deze manier van werken speelde ook al gedurende klagers verblijf in de p.i. Veenhuizen, waar klager gedecolid was. Klager heeft vanaf het begin
bevestigd
dat hij contact heeft gelegd tussen de medegedetineerden en de contactpersoon. In het verslag van het Operationeel Overleg van 14 december 2016 wordt ook vermeld dat er wel informatie is, maar geen feiten. Een dergelijke beslissing is alleen te
rechtvaardigen indien gebaseerd op feiten, aldus klager in zijn nadere toelichting.
3.3. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem volgt dat de directeur klager heeft voorgedragen voor overplaatsing, gezien de verdenkingen en berichten dat klager zich samen met een compagnon zou bezig houden met bemiddeling voor
mensen die huisvestiging zoeken, wat telkens op niets uitliep. In een aantal gevallen was er geld overgemaakt en dit is niet teruggestort. Deze activiteiten vonden onder andere plaats ten tijde van klagers werkzaamheden bij zijn externe werkgever. Er
is
tevens informatie ontvangen van twee reclasseringsmedewerkers en drie medegedetineerden en de inrichting is in het bezit van een huurcontract dat geen doorgang heeft gehad. Op 23 november 2016 is aangifte gedaan van oplichting door een
medegedetineerde.
De verdenkingen jegens klager rechtvaardigen volgens de selectiefunctionaris een terugplaatsing naar een gesloten setting. Er is geen sprake van een dubbele bestraffing, nu een overplaatsingsbeslissing een beslissing van een selectiefunctionaris in het
kader van de tenuitvoerlegging van de detentie betreft. Klagers risicoprofiel is verhoogd conform artikel 22 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris, waaronder begrepen het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem, komt naar voren dat gedurende klagers verblijf in de z.b.b.i. jegens hem de verdenking is ontstaan van oplichting,
gerelateerd aan illegale woningverhuur. De verdenking is onder meer gebaseerd op de inhoud van verklaringen van reclasseringsmedewerkers en groepswerkers van de inrichting en er is kennelijk ook een huurdocument gevonden. Klager betwist ook niet dat
hij
tijdens zijn verblijf in de z.b.b.i. zich heeft ingespannen om huurruimtes te vinden voor medegedetineerden en daarvoor contact heeft gelegd met personen in het vastgoed. Onweersproken is dat er tegen klager aangifte is gedaan in relatie tot die
activiteiten. Hoewel klagers betrokkenheid (nog) niet is vastgesteld en tevens onduidelijk is of klager zal worden vervolgd, kon de reeds bestaande verdenking de beslissing van de selectiefunctionaris om klager over te plaatsen naar een normaal
beveiligde inrichting rechtvaardigen.
4.4. Gelet op vorengaande moet worden geoordeeld dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 21 februari 2017
secretaris voorzitter