Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3540/GA, 7 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3540/GA

betreft: [klager] datum: 7 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de Locatie Zwaag,

gericht tegen een uitspraak van 7 september 2016 van de beklagcommissie bij de Locatie Zwaag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 januari 2017, gehouden in Justitieel Centrum Zaanstad, is gehoord de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de Locatie Zwaag.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De raadsvrouw van klager, mr. T. Urbanus heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om ter zitting van de
beroepscommissie
te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur om klager een officiële laatste waarschuwing te geven, omdat hij zich driemaal niet heeft gehouden aan de in het kader van zijn deelname aan een penitentiair programma met hem gemaakte afspraken.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht - zakelijk weergegeven -.
Klager nam deel aan een penitentiair programma. Op 30 juni 2016 bleek tijdens een controle dat klager niet aanwezig was op zijn werkplek. Vervolgens is hem, in het bijzijn van zijn werkgever en de casemanager, expliciet uitgelegd dat hij zijn werkplek
niet mag verlaten en dat hij, als hij zijn werkplek moet verlaten, dient te bellen met de reclassering en zijn casemanager. Tijdens het controlemoment op 6 juli 2016 was klager wederom afwezig. Klager is nogmaals uitgelegd dat hij zijn werkplek niet
mag
verlaten. De dag daarna was hij echter weer afwezig tijdens het controlemoment. Insluiting had de consequentie kunnen zijn. Gekozen is voor een laatste waarschuwing, hetgeen een milde reactie is. Het is van belang dat klager (op onverwachte momenten)
te
controleren is op de werklocatie. De plicht tijdens werktijden aanwezig te zijn op de werkplek geldt als een locatiegebod. De regelgeving dienaangaande is duidelijk. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de klacht van klager door de beklagcommissie gegrond
is verklaard. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 9, tweede lid, sub a, van de Penitentiaire maatregel, kan de directeur bij overtreding van de voorwaarden, afhankelijk van de ernst van de overtreding, beslissen tot het geven van een waarschuwing aan de deelnemer aan het penitentiair
programma.

De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur klager als deelnemer aan een penitentiair programma een waarschuwing te geven niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij overweegt hierbij dat in het bijzijn van de
werkgever meerdere keren met klager is besproken dat hij geacht werd aanwezig te zijn op de werkplek en dat hij, indien hij de werkplek moest verlaten, verplicht was dit aan de reclassering en de casemanager te melden. Desondanks was klager tot
driemaal
toe afwezig tijdens controlemomenten. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, mr. E. Lucas en J. Schagen MA., leden, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Jansen, secretaris, op 7 februari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven