Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3070/SGA, 9 september 2016, schorsing
Uitspraakdatum:09-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/3070/SGA
Betreft : [...] datum: 9 september 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 6 september 2016, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van drie dagen, ingaande op 6 september 2016 om 13.00 uur en eindigende op 9 september 2016 om 13.00 uur. De directeur heeft deze
beslissing genomen omdat verzoeker zich niet netjes heeft gedragen.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 7 september 2016. Blijkens een telefonische mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij voormelde p.i. van 8 september 2016 is de klacht van verzoeker
daar nog niet ontvangen maar zal het schorsingsverzoek - indien en voorzover over enige dagen nog geen klacht van verzoeker is ontvangen - als klacht worden ingeboekt.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Weliswaar heeft de directeur de bestreden beslissing wel heel summier gemotiveerd maar uit de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder
een op 6 september 2016 opgemaakt verslag, is - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan zodanige onfatsoenlijke uitingen jegens een personeelslid van de p.i. dat de
directeur in redelijkheid een beslissing als de onderhavige kon nemen waarbij het verwijt dat daaraan ten grondslag lag voor verzoeker genoegzaam duidelijk was. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 9 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven