Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3053/SGA, 7 september 2016, schorsing
Uitspraakdatum:07-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/3053/SGA
Betreft : [...] datum: 7 september 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.J. Veldheer, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Leeuwarden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 3 september 2016, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van
plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, met cameraobservatie, voor de duur van zeven dagen, ingaande op 3 september 2016 om 15.15 uur en eindigende op 10 september 2016 om 15.15 uur.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 5 september 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 september 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder een verslag van 3 september 2016, komt onder meer het volgende naar voren. Op 3 september 2016
werd het personeel door een medegedetineerde getipt dat verzoeker op 2 september 2016 zou hebben getelefoneerd met iemand buiten de inrichting, terwijl in de week daarvóór in verzoekers cel eerst een mobiele telefoon was aangetroffen en later een losse
simkaart. Een en ander was aanleiding voor de directeur om zowel verzoeker alsook zijn cel grondig te laten controleren. Bij die controle werd in verzoekers cel geen contrabande aangetroffen. Echter, bij gelegenheid van visitatie van verzoeker bleef de
hand-metaaldetector een signaal afgeven bij zijn anus. Omdat dit volgens verzoeker werd veroorzaakt door een schroef in zijn lichaam is verzoeker in de gelegenheid gesteld een röntgenfoto te laten nemen waarmee zijn verklaring kon worden bevestigd.
Verzoeker heeft dit uiteindelijk geweigerd. Mede voor zijn eigen veiligheid heeft de directeur vervolgens de thans bestreden ordemaatregel opgelegd waarbij verzoekers ontlasting met een zogenaamde zeef zal worden opgevangen. Naar het voorlopig oordeel
van de voorzitter kan het vorenstaande de bestreden beslissing van de directeur voor zover betrekking hebbend op de ordemaatregel rechtvaardigen. Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.
Wat betreft de cameraobservatie overweegt de voorzitter het volgende. Op grond van artikel 24a, tweede lid, van de Pbw dient de directeur, alvorens hij beslist tot het toepassen van cameraobservatie, advies in te winnen van een gedragskundige
onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat wel overleg met de arts is geweest over het voorstel bij verzoeker een röntgenfoto te laten nemen, maar niet over het
toepassen van cameraobservatie. Nu niet is gebleken dat hieraan is voldaan, dient het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van de cameraobservatie te worden toegewezen.

In een nagekomen brief van verzoeker van 6 september 2016 klaagt verzoeker tevens over het feit dat hem wordt verplicht te allen tijde een scheurjurk aan te hebben, ook tijdens het luchten. Het is de voorzitter ambtshalve bekend dat in de afzonderings-
of strafcel de gedetineerde een scheurhemd dient te dragen. Verzoeker wijst op zijn medische klachten (reuma en fibromyalgie) die bij kou verergeren. Niet gebleken is dat de klachten van verzoeker worden onderschreven door de inrichtingsarts. Het ligt
op de weg van verzoeker zich hierover te wenden tot de medische dienst, die de directeur hierover kan adviseren. Gelet hierop komt het verzoek niet voor toewijzing in aanmerking.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af wat betreft de oplegging van de ordemaatregel en het verplicht moeten dragen van een scheurhemd.
De voorzitter wijst het verzoek toe voor wat betreft de cameraobservatie en schorst de tenuitvoerlegging hiervan.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 7 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven