Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3296/GA, 7 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3296/GA

betreft: [klager] datum: 7 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 september 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen, locatie Esserheem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager en mevrouw [...], juridisch medewerker bij de p.i. Veenhuizen, locatie Esserheem. Als toehoorder was aanwezig mevrouw [...], werkzaam bij het
secretariaat van de Raad.
Op 2 februari 2017 is aanvullende informatie van de directeur ontvangen. Een afschrift hiervan is naar klager opgestuurd.
Bij brieven van 30 januari 2017 en 6 februari 2017 heeft klager het beroep schriftelijk aangevuld. Een afschrift van deze brieven is naar de directeur gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de interne overplaatsing van klager van de Extra Zorg Voorziening (EZV)- en luwteafdeling E naar de reguliere afdeling H.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is destijds in augustus 2015 op advies van inrichtingspsycholoog
S. geplaatst op de zogenaamde luwteafdeling E. De afspraken hierover zouden worden vastgelegd in klagers detentie- en re-integratieplan. Aan klager is niet medegedeeld dat deze plaatsing van tijdelijke aard was. Op 2 augustus 2016 is aan klager
medegedeeld dat hij intern zal worden overgeplaatst naar de reguliere afdeling H. Het is voor klager onduidelijk waarom hij niet langer voldoet aan de eisen voor plaatsing op de luwteafdeling. Op de dag van de overplaatsing heeft klager gesproken met
inrichtingspsycholoog
S. en deze zou niet door de directie zijn geraadpleegd ten aanzien van klagers overplaatsing. De directie heeft dit ook niet weersproken ter zitting van de beklagcommissie. Ook GZ-psychologe mevrouw K. heeft aangegeven niet te zijn geraadpleegd. Het is
onwaarschijnlijk dat inrichtingspsychologe mevrouw E. is geraadpleegd ten aanzien van de overplaatsing, omdat zij op dat moment op vakantie was. De heer S. zag liever dat klager op afdeling E zou blijven. Per 1 juni 2016 is gestart met een
persoonlijkheidsonderzoek, uitgevoerd door mevrouw K., naar mogelijke stoornissen in het autismespectrum. Dit onderzoek was ten tijde van de overplaatsing nog niet afgerond, maar de directie heeft de uitkomst van het onderzoek niet afgewacht. Inmiddels
is gebleken dat klager aan een autismespectrumstoornis lijdt. In de definitieve rapportage heeft mevrouw K. geadviseerd dat het wenselijk is om klager op een aparte afdeling te plaatsen. De plaatsing op afdeling H zorgt voor veel stress en onrust bij
klager. Het personeel op deze afdeling heeft weinig tijd voor klager en de deur van het kantoor zit vaak dicht. Op deze afdeling weet klager niet waar hij aan toe is. Op afdeling E is meer structuur en daar is klager bij gebaat. Inmiddels is mevrouw E.
klagers psycholoog binnen de inrichting. Op 8 januari 2017 heeft zij toegezegd met het afdelingshoofd van afdeling E te zullen overleggen. De gehele gang van zaken heeft klager ontstemd. Hij verzoekt het beroep gegrond te verklaren en aan hem een
tegemoetkoming toe te kennen van € 25,= voor iedere maand die hij op afdeling H heeft verbleven.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 28 augustus 2015 op afdeling E geplaatst. Deze afdeling beschikt over 12 plaatsen voor gedetineerden in een individueel programma
en
12 luwteplaatsen. Klager heeft zelf verzocht om plaatsing op de luwteafdeling. Hij had geen EZV-indicatie. Op 2 augustus 2016 is aan klager medegedeeld dat hij intern overplaatst zal worden, omdat hij plaats diende te maken voor een gedetineerde met
een
EZV-indicatie, voor wie op dat moment geen plaats beschikbaar was. De beslissing tot interne overplaatsing is genomen na een zorgvuldige belangenafweging en in overleg met inrichtingspsycholoog mevrouw E. Klager was al langer onder de aandacht om
overgeplaatst te worden naar een reguliere afdeling, omdat hij zelfstandig en assertief functioneerde en geen gebruik maakte van de extra zorg van de EZV-afdeling. Het is niet gebruikelijk dat in het detentie- en re-integratieplan iets is opgenomen
over
klagers plaatsing op de luwteafdeling, omdat hij geen EZV-indicatie heeft. Hij is enkel als beddenvuller op afdeling E geplaatst. Klager onderging ten tijde van de beslissing tot overplaatsing een verdiepingsonderzoek, maar ook op reguliere afdelingen
kunnen gedetineerden een dergelijk onderzoek ondergaan. Afdeling E beschikt wel over een namenlijst, maar een prioritering van gedetineerden die eventueel overgeplaatst kunnen worden naar een reguliere afdeling ontbreekt. Er is ook geen lijst van
gedetineerden die in aanmerking kunnen komen voor de luwteafdeling, zodat zij daar geplaatst kunnen worden op het moment dat er een plaats vrij komt. Als er aanleiding is om klager op afdeling E te plaatsen, kan hij daarvoor onder de aandacht worden
gebracht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager op 28 augustus 2015 is geplaatst op afdeling E, welke afdeling een EZV- en luwteafdeling betreft. Hoewel van een EZV-indicatie niet is gebleken, maakt de beroepscommissie uit het detentie- en re-integratieplan
op dat klager in overleg met psycholoog S. is geplaatst op de luwteafdeling.
Op 2 augustus 2016 is klager intern overgeplaatst naar de reguliere afdeling H omdat hij plaats diende te maken voor een medegedetineerde met een EZV-indicatie. Ten tijde van de bestreden beslissing onderging klager een verdiepingsonderzoek naar
mogelijke stoornissen in het autismespectrum en de uitkomst van het onderzoek was nog niet bekend.
Inmiddels is het verdiepingsonderzoek afgerond en klager heeft een afschrift van de rapportage ter zitting overgelegd. Daaruit volgt dat klager een autismespectrumstoornis heeft. In de rapportage wordt geadviseerd om klager op een aparte afdeling te
plaatsen, waarbij rekening wordt gehouden met de mentale rigiditeit en de behoefte aan het routinematig verlopen van het dagritme. De relevante feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is de beroepscommissie van oordeel dat de
beslissing tot interne overplaatsing onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Naar het oordeel van de beroepscommissie had het, gelet op hetgeen de directeur bekend was omtrent klager, in de rede gelegen om de uitkomst van het verdiepingsonderzoek
af te wachten, om vervolgens mede met inachtneming van de uitkomsten van dit onderzoek te beslissen of klager wel of niet zou worden overgeplaatst.

Gelet op bovenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De directeur zal worden opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van
deze
uitspraak binnen een termijn van twee weken na de ontvangst daarvan. Zij zal de beslissing omtrent de verzochte tegemoetkoming aanhouden.

De beroepscommissie merkt voorts op dat zij het onwenselijk acht dat er procedures ontbreken betreffende een prioritering van gedetineerden die in aanmerking komen voor plaatsing op de luwteafdeling of voor overplaatsing van de luwteafdeling naar een
reguliere afdeling.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met
inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na de ontvangst daarvan. Zij houdt de beslissing ten aanzien van de verzochte tegemoetkoming aan.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 7 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven