Nummer: 16/3859/GB
Betreft: [klager] datum: 14 februari 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Hendriksen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 november 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van het Justitieel Complex Schiphol afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 22 juni 2015 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Uit hoofde van het bepaalde in artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) volgt dat vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet
2000
en zich in detentie bevinden uit hoofde van voorlopige hechtenis of een opgelegde gevangenisstraf in een andere detentielocatie dan de p.i. Ter Apel kunnen worden gedetineerd. De mogelijkheid om strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen elders te
detineren is in de rechtspraak van de beroepscommissie bevestigd. Hierbij wordt als uitgangspunt het criterium gehanteerd dat daartoe kan worden overgegaan, indien sprake is van uitzonderlijke feiten of omstandigheden. Klagers vriendin woont in
Rotterdam, het is voor haar zeer belastend om bij hem op bezoek te komen, vanwege de afstand. Klagers advocaten zijn in Utrecht en Purmerend gevestigd. Vanzelfsprekend is het contact met de advocaat van een verdachte een recht dat wordt beschermd door
artikel 6 EVRM. Het is ook een recht dat volgens de rechtspraak van de beroepscommissie kan leiden tot overplaatsing van een gedetineerde die onder het Vreemdelingen in Strafrecht (VRIS)-regime valt. De selectiefunctionaris heeft gewezen op de
mogelijkheid om gebruik te maken van de beeldtelefoon. Daargelaten dat deze regelmatig niet werkt en niet als surrogaat voor rechtstreeks contact kan worden beschouwd, heeft te gelden dat gedetineerden slechts 15 minuten per twee weken van de
beeldtelefoon gebruik mogen maken. Hiermee wordt het bij artikel 38 van de Pbw verankerde recht om minimaal één uur bezoek per week te krijgen niet gecompenseerd, noch het recht op toegang tot rechtskundige bijstand. Namens klager wordt betoogd dat uit
de wetsgeschiedenis wel degelijk volgt dat de persoonlijke omstandigheden van een verdachte die onder het VRIS-regime zou kunnen vallen kunnen worden meegewogen bij de afweging of een verdachte in een VRIS-gevangenis dient te worden geplaatst. Klagers
vriendin zou met het openbaar vervoer naar de p.i. Ter Apel kunnen reizen, maar die reis duurt uren. Een dergelijke reis vormt een onevenredige belasting die effectief leidt tot een inbreuk op het recht op bezoek. Het was niet de bedoeling van de
wetgever om gedetineerden in het VRIS-regime het moeilijk te maken om contact te hebben met familieleden. Dit was enkel een niet voorzien gevolg, waar de wet, afgaande op de toenmalige Staatssecretaris een antwoord op heeft, te weten: overplaatsen. De
stelling van de selectiefunctionaris dat klager in eerste aanleg veroordeeld is, is volgens klager onjuist. Klager verblijft thans nog in voorlopige hechtenis. De selectiefunctionaris stelt dat de band tussen klager en zijn vriendin niet is aangetoond
en daarom niet te bewijzen. Uit het verslag van de p.i. Ter Apel volgt evenwel dat een verzoek tot bezoek zonder toezicht met klagers vriendin eerder is toegewezen door de directeur, aldus klager.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verblijft conform artikel 20b van de Regeling in de p.i. Ter Apel omdat hij in eerste aanleg is veroordeeld en geen verblijfsrecht meer heeft in Nederland. De p.i. Ter Apel is de enige inrichting in Nederland die is aangewezen voor opvang van
(in
eerste aanleg) veroordeelde strafrechtelijk vreemdelingen. Klager heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland en is in eerste aanleg veroordeeld. De band tussen klager en zijn vriendin is niet aangetoond en niet te bewijzen. Daarnaast is er, behalve de
genoemde reisafstand, geen bijzondere omstandigheid aangetoond waarom het bezoeken van klager door zijn vriendin niet mogelijk zou zijn. De selectiefunctionaris verwijst naar de uitspraak RSJ, 1 december 2015, 15/2892/GB. In de p.i. Ter Apel is skypen
één keer per week mogelijk en de maximale tijd hiervan is een half uur. In het Justitieel Complex Schiphol is sprake van zeer beperkte capaciteit voor strafrechtelijk vreemdelingen. Deze capaciteit wordt gebruikt voor strafrechtelijk vreemdelingen
welke
daar zeer kort verblijven. Dit zijn hoofdzakelijk vreemdelingen welke uit hoofde van een strafonderbreking worden teruggezonden naar het land van herkomst.
4. De beoordeling
Onweersproken is dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. De p.i. Ter Apel is in beginsel voor hem derhalve de aangewezen inrichting. De p.i. Ter Apel is aangewezen voor zowel strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen die preventief
gehecht zijn als strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen die veroordeeld zijn. Van het plaatsingsbeleid van artikel 20b van de Regeling kan in uitzonderlijke omstandigheden worden afgeweken. De door klager aangevoerde bezoekproblematiek kan niet als
een dergelijke omstandigheid worden aangemerkt, nu het belang van een plaatsing conform het beleid van artikel 20b van de Regeling zwaarder weegt dan eventuele bezoekproblemen en klager bovendien in de gelegenheid wordt gesteld door middel van een
Skypeverbinding contact met zijn familie en advocaten te onderhouden. Dat klagers advocaten en vriendin hem lastig kunnen bezoeken in de p.i. Ter Apel is onvoldoende feitelijk onderbouwd. Overigens blijkt uit de stukken dat klager in de p.i. Ter Apel
niet verstoken is van bezoek. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 14 februari 2017
secretaris voorzitter