Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1776/TP, 9 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1776/TP

betreft: [klager] datum: 9 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 26 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. ing. T.P. Klaasen, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 november 2002, gehouden in de locatie Zwolle te Zwolle, is klager gehoord. Namens de Minister zijn gehoord mevrouw mr. [...] en mevrouw mr. [...]. Van het horen is het aangehechte verslagopgemaakt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 6 augustus 2002 verlengd tot 4 november 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 23 januari 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden met aftrek van voorarrest en ter beschikking gesteld met bevel dat hij vanoverheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 7 februari 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) Roermond te Roermond.
Aan klager was ten tijde van de bestreden beslissing nog geen plaatsingsbeschikking afgegeven.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de beslissing van de Minister tot verlenging van zijn passantentermijn. Klager is op 21 april 2001 in verzekering gesteld. De aan hem opgelegdegevangenisstraf van tien maanden is derhalve reeds lang geëxpireerd.
De tbs is ingegaan op 7 februari 2002. Op 6 augustus 2002 had klager nog geen bericht ontvangen betreffende een eventuele verlenging van zijn passantentermijn. Sinds 6 augustus 2002 heeft klager zelf herhaaldelijk actie ondernomenom hierover duidelijkheid te verkrijgen. Eerst op 18 augustus 2002, twee weken na het verstrijken van de passantentermijn, is klager door een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) in het kader van dehoorplicht gehoord. De beslissing tot verlenging van de passantentermijn ontving klager op 19 augustus 2002. Een dergelijke termijnoverschrijding is bijzonder onwenselijk. De Minister valt om die reden onzorgvuldigheid te verwijten.

Namens klager is verzocht aan de directeur van het h.v.b. Roermond om, al dan niet in overleg met de Minister, de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) een onderzoek te laten instellen naar de detentiegeschiktheid van klager, zodatde urgentie voor plaatsing van klager in een tbs-inrichting kan worden ingeschat. Zowel van klager zelf als van het personeel van het h.v.b. bereikte klagers raadsman het bericht dat er sprake is van een groeiende lijdensdruk bijklager, hetgeen de vraag oproept of klager nog wel kan worden aangemerkt als detentiegeschikt. Klagers wanhoop groeit, terwijl extra aandacht en toezicht noodzakelijk is gebleken. Daar is men in een h.v.b. echter niet op berekend.
Klager vindt het bespottelijk gezien de ernst van het delict dat hij zo lang moet wachten op plaatsing in een tbs-inrichting. Klager heeft aangegeven waarom hij tbs heeft opgelegd gekregen en heeft foto’s overgelegd aan deberoepscommissie ter illustratie. Inmiddels heeft klager van het b.s.d. vernomen dat hij is geselecteerd voor de Prof. mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen. De vraag is echter wanneer hij daar zal worden geplaatst. Klager moetgeopereerd worden aan zijn arm en komt voor een dergelijke operatie eerst in aanmerking als hij het h.v.b. heeft verlaten. Zijn gezondheid gaat intussen steeds verder achteruit.. Klager wil liefst zo snel mogelijk worden geopereerden aan zijn behandeling beginnen. Klager voelt zich bovendien niet op zijn gemak tussen de andere gedetineerden die in het h.v.b. verblijven. Hij wil zo snel mogelijk weg uit het h.v.b. Ten slotte is klager benieuwd naar de hoogtevan de tegemoetkoming die hij voor het door hem ondervonden ongemak verwacht te ontvangen.

Namens de Minister is, onder verwijzing naar zijn reactie op het beroepschrift d.d. 17 september 2002, het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn. Klager is niet tijdig, namelijk eerst op 18 augustus 2002, gehoord. Het hoorverslag dateert eveneens van 18 augustus 2002. De verlengingsbeslissing is niet tijdig aan klager meegedeeld bij briefvan 19 augustus 2002. Gezien de datum van het beroepschrift zal deze brief ook pas op 19 augustus 2002 aan klager zijn uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon ten tijde van de bestreden beslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager zesmaanden in een h.v.b. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Klager verblijft op een gewone afdeling van het h.v.b. Nietis gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalenomtrent ongeschiktheid voor verblijf in een h.v.b. ontvangen. Uit een telefonisch onderhoud met de b.s.d. is gebleken dat klager zich veel terugtrekt in zijn cel, maar dat de situatie niet zorgwekkend is. In het kader van hetonderhavige beroep is de FPD verzocht de Minister te berichten omtrent de vraag of een voortgezet verblijf in een h.v.b. verantwoord is met het oog op klagers psychische conditie. Bij ontvangst van deze medische verklaring zal dieper ommegaande aan de Raad worden toegezonden.
Overigens is aan klager nog geen plaatsingsbeschikking afgegeven.

4. De beoordeling
Klager is op 18 augustus 2002 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 6 augustus 2002 is verstreken. Bij brief d.d. 19 augustus 2002 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.
Klager dient, gelet op het hiervoor overwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Hoewel de Minister geen recente capaciteitsgegevens heeft overgelegd, is, gezien de wachttijden die aan de beroepscommissie op dit moment ambtshalve (uit andere beroepszaken) bekend zijn, voldoende aannemelijk dat klager als gevolgvan het capaciteitstekort nog niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijn beslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing vantbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overige tbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang (zes maanden) dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.
Overigens komt klager eerst in aanmerking voor een tegemoetkoming terzake als hij langer dan twaalf maanden als passant in een h.v.b. heeft verbleven.

Uit de medische verslagen d.d. 4, 26 en 30 september 2002 van de FPD te Roermond blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in het h.v.b. als onverantwoord moest wordenbeschouwd. Er is, getuige die verslagen, geen sprake van actuele ziekteverschijnselen die aan een langer verblijf van klager in een h.v.b. in de weg staan.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 6 augustus 2002 tot 4 november 2002. Nu de bestreden beslissing d.d. 19 augustus 2002 op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lidonder b, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klagerin een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 6 augustus 2002 tot 4 november 2002.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. C.L. van den Puttelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 9 januari 2003

secretaris voorzitter

nummer: 02/1776/TP

betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 6 november 2002, gehouden in de locatie Zwolle te Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg,
leden: drs. G.A.M. Mensing en mr. C.L. van den Puttelaar.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. D.R. Kruithof.

Gehoord zijn klager en, namens de Minister, mevrouw mr. [...] en mevrouw [...].

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Klager vindt het bespottelijk gezien de ernst van het delict dat hij zo lang moet wachten op plaatsing in een tbs-inrichting. Klager heeft aangegeven waarom hij tbs heeft opgelegd gekregen en heeft foto’s overgelegd aan deberoepscommissie ter illustratie. Inmiddels heeft klager van het b.s.d. vernomen dat hij is geselecteerd voor de Prof. mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen. De vraag is echter wanneer hij daar zal worden geplaatst. Klager moetgeopereerd worden aan zijn arm en komt voor een dergelijke operatie eerst in aanmerking als hij het h.v.b. heeft verlaten. Zijn gezondheid gaat intussen steeds verder achteruit.. Klager wil liefst zo snel mogelijk worden geopereerden aan zijn behandeling beginnen. Klager voelt zich bovendien niet op zijn gemak tussen de andere gedetineerden die in het h.v.b. verblijven. Hij wil zo snel mogelijk weg uit het h.v.b. Ten slotte is klager benieuwd naar de hoogtevan de tegemoetkoming die hij voor het door hem ondervonden ongemak verwacht te ontvangen.

Namens de Minister is onder verwijzing naar zijn reactie op het beroepschrift d.d. 17 september 2002 - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
De medische verslagen van de FPD d.d. 4, 26 en 30 september 2002 geven geen aanleiding te veronderstellen dat klager ongeschikt is om langer in een h.v.b. te verblijven. Een telefonisch onderhoud met het b.s.d. bij het h.v.b. leiddeniet tot een andere conclusie. Daaruit bleek dat klager zich veel terugtrekt in zijn cel, maar dat de situatie niet zorgwekkend is. Er is derhalve geen aanleiding klager met voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen. Overigens isaan klager nog geen plaatsingsbeschikking afgegeven.

secretaris voorzitter

Naar boven