Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2203/SGA, 30 juni 2016, schorsing
Uitspraakdatum:30-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/2203/SGA
Betreft : [klager] datum: 30 juni 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 24 juni 2016, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 23 juni 2016 om 11.15 uur en eindigende op 7 juli 2016 om 11.15 uur, wegens het in het bezit hebben van meer dan 30 gram softdrugs.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 27 juni 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 29 juni 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen een verslag van 23 juni 2016, wordt voldoende aannemelijk dat bij het fouilleren van verzoeker een hoeveelheid van meer dan 30 gram softdrugs (24,36 gram hasj en 7,10 - de voorzitter neemt aan
gram - wiet) is aangetroffen. Dit wordt ook niet door verzoeker bestreden. Namens verzoeker is aangevoerd dat een disciplinaire straf van méér dan zeven dagen opsluiting in een strafcel onredelijk en onbillijk is nu in vergelijkbare zaken wezenlijk
anders en lager is gestraft. Verzocht wordt de bestreden beslissing te schorsen voor zover deze langer duurt dan zeven dagen.

Hoewel dit niet blijkt uit de door de directeur verstrekte inlichtingen gaat de voorzitter er van uit dat de directeur heeft geconcludeerd dat er sprake was van een handelshoeveelheid softdrugs en dat de directeur onderhavige disciplinaire straf
overeenkomstig het drugsontmoedigingsbeleid waarin is opgenomen dat bij een handelshoeveelheid een sanctie van veertien dagen strafcel is aangewezen, heeft opgelegd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kon de directeur voor de geconstateerde
overtreding in redelijkheid onderhavige disciplinaire straf opleggen. Het verweer dat in soortgelijke zaken wezenlijk aanmerkelijk lager is gestraft is niet zodanig onderbouwd dat hieruit reeds op voorhand kan blijken dat de aan verzoeker opgelegde
straf in zijn geval onredelijk hoog is. Gelet op het vorenstaande moet het schorsingsverzoek worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 30 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven