Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3947/TA, 20 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3947/TA

betreft: [klager] datum: 20 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.T. van Rhijn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 november 2016 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.T. van Rhijn en [...], locatiemanager organisatie, en [...], juridisch medewerker bij voormelde
inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet toestaan aan klager om voor zijn studie het internet op te gaan, ondanks eerder verleende toestemming van het hoofd van de inrichting (HK2016/103).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Allereerst is stilgestaan bij de passage in klagers klaagschrift “Terwijl men eerst het studeren onmogelijk maakt door de Nazi praktijk van medische experimenten.” Klager heeft na overleg met zijn raadsman aangegeven deze passage in te trekken en heeft
ter zake zijn excuses aangeboden.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager studeert rechten en heeft bijna zijn bachelor afgerond. Hij wordt eenmaal per week ’s avonds en verder overdag in de gelegenheid gesteld om het internet op te gaan voor zijn studie. Op 19 juli 2016 wilde klager het internet op gaan op de
onderwijsafdeling maar werd hij teruggeroepen omdat er onvoldoende begeleiding zou zijn. Gezegd werd dat hij niet overlegd zou hebben. Op de pc die op de afdeling staat kun je niet op internet. Hij is al sinds 2012 bezig met deze studie en heeft voor
de
studie het internet nodig. Dit is de enige keer geweest dat hij terug moest naar zijn kamer en is ingesloten. Het is meestal goed gegaan. Een dubbele begeleiding tijdens internetgebruik slaat nergens op. Ze hebben nooit tijd om hem te begeleiden. Voor
internetgebruik zou er dan een extra begeleider bij moeten.
Het internetgebruik van klager kan eenvoudig worden gecontroleerd op IP-nummers. Door het niet kunnen internetten mist klager tentamens. Het is wenselijk om schriftelijk vast te leggen dat klager zijn studie kan afmaken en dat de afspraken die worden
gemaakt over het gebruik van internet worden vastgelegd.
De meervoudige kamer heeft klagers tbs met een jaar verlengd en tegen de inrichting gezegd: “laat klager nu zijn studie afmaken.” De irritaties over en weer dienen op te houden. Inmiddels is klager rustiger en heeft hij nu minder trillende handen dan
toen hem (een hogere dosering) Haldol werd toegediend. De behandeling loopt goed. Van belang is om klager en de inrichting tot elkaar te brengen, tot een oplossing te komen en te streven naar een goed einddoel. Klager is weer begonnen met studeren. Het
internetgebruik verloopt goed. Hij is gisteren nog op de onderwijsafdeling geweest. Er zit een medewerker bij tijdens klagers internetgebruik.

Van de zijde van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Dubbele begeleiding tijdens internetgebruik is niet aan de orde. Klager wordt onder begeleiding naar de onderwijsafdeling gebracht en staat onder toezicht van een onderwijsmedewerker op de onderwijsafdeling. Hij moet vooraf wel even overleggen met zijn
afdeling dat hij gaat internetten. Tijdens het internetten moet er een hulpdocent aanwezig zijn om toezicht te houden op klagers internetgebruik. Er is dan altijd nog een hoofddocent aanwezig maar die begeleidt verscheidene verpleegden tegelijk.
Hulpdocenten zijn studenten die de verpleegden begeleiden. De inrichting is alert op het internetgebruik van klager in verband met de website die klager op het internet heeft (laten) gezet/zetten waarop informatie over personeel en verpleegden stond.
Ook op het internetgebruik van medeverpleegden wordt toezicht uitgeoefend. Gesuggereerd wordt dat de inrichting het klager onmogelijk maakt om zijn studie af te ronden. Die suggestie is jammer. Geprobeerd is om met klager verder te komen in de richting
van resocialisatie. De meningen verschillen over de wijze waarop dit kan worden gerealiseerd. In het kader van toewerken naar de resocialisatie van klager is dwangmedicatie ingezet. Klagers behandeling kan daardoor nu gemakkelijker vorm worden
gegeven.
In het begin wilde klager zich alleen maar inzetten voor zijn studie. Er zijn echter meer belangen waarmee de inrichting in de richting van resocialisatie rekening dient te houden. Klagers studie is op zich geen hoofddoel.

3. De beoordeling
Vaststaat dat klager toestemming van het hoofd van de inrichting heeft om het internet te gebruiken voor studiedoeleinden.

Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat klager onder begeleiding van een hulpdocent meermalen per week daadwerkelijk in de gelegenheid wordt gesteld om voor zijn studie het internet op te gaan. Dat eenmalig - daargelaten of dit
komt door (een misverstand over) de begeleiding van klager en/of dat klager niet van te voren verzocht zou hebben om het internet te kunnen gebruiken - de toegang niet is verleend, kan niet tot het oordeel leiden dat het hoofd van de inrichting de
gemaakte afspraken omtrent klagers studie en de daarmee samengaande internetfaciliteiten niet of onvoldoende zou zijn nagekomen. Klager wordt voldoende gefaciliteerd en gestimuleerd in het afronden van zijn studie.
De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr.drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven