Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2735/TA, 16/2883/TA, 16/2884/TA en 16/2885/TA, 20 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3815/GB
Betreft: [klager] datum: 24 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.H. van de Kamp, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 november 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 27 februari 2016 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft, in tegenstelling tot hetgeen de selectiefunctionaris heeft aangevoerd, er alles aan gedaan een betalingsregeling te treffen teneinde te voldoen aan de hem opgelegde betalingsverplichting. Gelet daarop had detentiefasering niet mogen
worden
tegengehouden. Daar komt nog bij dat klager indien hij mag faseren eerder de middelen heeft om zijn betalingsverplichting na te komen. Klager wil graag een passende tegemoetkoming voor de dagen dat hij niet heeft mogen faseren.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager ondergaat thans vervangende hechtenis vanwege het niet voldoen aan de verplichting tot het betalen van een schadevergoeding. In het kader van die verplichting heeft klager zich tot de voorzieningenrechter gewend en aangevoerd dat het Centraal
Justitieel Incasso Bureau (CJIB) hem nooit over de betalingsverplichting heeft aangeschreven en dus ook niet aangemaand. De voorzieningenrechter heeft evenwel op 18 mei 2016 geoordeeld dat het CJIB zich niet onvoldoende zou hebben gekweten van zijn
verplichting om, alvorens tot executie van de vervangende hechtenis over te gaan, te pogen verhaal te krijgen. Het is overigens juist dat klager om een betalingsregeling heeft verzocht maar dit is afgewezen door het CJIB omdat de zaak voor hechtenis
inmiddels was aangeboden bij de p.i. Nu klager niet heeft voldaan aan de hem opgelegde schadevergoedingsverplichting en ook (vooralsnog) geen betalingsregeling heeft getroffen met het CJIB, komt hij niet in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Vast staat dat klager (nog) geen afbetalingsregeling had getroffen met het CJIB omtrent de hem bij vonnis opgelegde schadevergoedingsverplichting. Door of namens klager is niet aangetoond dat zulks wel het geval is en zijn ook geen feiten of
omstandigheden aangevoerd die tot een andere conclusie zouden moeten leiden dan die van de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 18 mei 2016 [kenmerk] omtrent de rol van het CJIB in dezen. Gelet daarop kon de selectiefunctionaris in redelijkheid
concluderen dat klager niet voldeed aan de eis van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder e, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Nu klager niet voldoet aan die hiervoor genoemde eis, komt hij niet in aanmerking voor
een plaatsing in een z.b.b.i. Het beroep is daarom ongegrond.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven