nummer: 16/3206/GA
betreft: [klager] datum: 19 januari 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van 15 september 2016, ingediend door
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 september 2016 van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager en [...]s juridisch medewerker van p.i. Groot Alphen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van klagers boodschappen bij het Bad.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Nadat hij in januari 2016 vanuit het PPC Scheveningen was overgeplaatst naar p.i. Groot Alphen, bleek hem in juni 2016 dat hij verschillende boodschappen
miste. Omdat hij bij aankomst in januari een spoedig vertrek uit p.i. Groot Alphen verwachtte, had hij zijn dozen met spullen destijds niet mee naar zijn cel genomen. Toen hij in juni 2016 echter nog in p.i. Groot Alphen verbleef, besloot hij de dozen
met spullen alsnog naar zijn cel over te brengen. Klager heeft de inhoud van de (gesloten) dozen toen in zijn cel geïnspecteerd en geconstateerd dat verschillende levensmiddelen (waaronder chips, chocolade en cola) misten. Hij stelt zich op het
standpunt dat de verantwoordelijkheid voor de inhoud van de dozen na het tekenen voor ontvangst is overgegaan van PPC Scheveningen op p.i. Groot Alphen en dat daarmee de directeur verantwoordelijk is voor de vermiste levensmiddelen. Ter zitting heeft
klager betoogd dat naast genoemde levensmiddelen ook andere spullen uit zijn fouillering ontbraken, zoals een Rolex-horloge en een Playstation 2. Voorts heeft klager een pleitnota overgelegd.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur ontkent niet dat de levensmiddelen in de dozen hebben gezeten. De bij binnenkomst geldende procedures zijn in acht genomen,
inhoudend dat eten niet in de fouillering wordt bewaard. Levensmiddelen gaan standaard met de gedetineerde mee naar de cel. De betrokken medewerker van het Bad heeft desgevraagd te kennen gegeven dat klager zijn spullen meteen heeft meegekregen. De
medewerker van het Bad is een beëdigd ambtenaar en er moet worden uitgegaan van de oprechtheid van de gegeven verklaring.
3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat het niet aannemelijk is geworden dat levensmiddelen van klager zijn verdwenen uit zijn fouillering. Van de zijde van de directie is voldoende aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van de door klager ingevoerde dozen
met spullen de voorgeschreven procedure is gevolgd, inhoudend dat levensmiddelen aan de gedetineerde mee worden gegeven naar de cel. De directeur heeft nog navraag gedaan bij de Badmeester en deze heeft verklaard dat de voorgeschreven procedure ook in
het onderhavige geval is gevolgd. Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Ten aanzien van de vermissing van andere spullen dan de levensmiddelen vermeld in het klaagschrift, overweegt de beroepscommissie dat het beroep is beperkt tot hetgeen in het klaagschrift is vermeld. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 19 januari 2017.
secretaris voorzitter