Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3639/GA, 3 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3639/GA

betreft: [klager] datum: 3 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 oktober 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing van de directeur is onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. Het verzoek is afgewezen omdat er sprake is van vijf disciplinaire straffen in de periode van 19 februari 2016 tot en met 4 juli 2016. Uit de beslissing komt niet verder
naar voren welke weigeringsgrond de directeur heeft bedoeld. Er wordt slechts gezegd dat er onvoldoende sprake zou zijn van vertrouwen in een ongestoord verloop van het verlof. Dat volstaat niet. Daarnaast is de beslissing ook onredelijk. De
beslissing,
die van 29 augustus 2016 dateert, is genomen ruim nadat de laatste disciplinaire straf was opgelegd. Uit de beslissing kan niet worden afgeleid dat en op welke wijze het (kennelijk) positieve gedrag van klager is meegewogen bij die beslissing. Dat
geldt
temeer nu klager pas sedert 10 juli 2016 in de p.i. Groot Alphen verbleef en daar dus kennelijk geen enkele disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen, terwijl ook niet is gebleken van anderszins negatief gedrag. Het beroep moet daarom gegrond worden
verklaard.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft de directeur aangevoerd dat de wet niet de eis stelt dat in de mededeling van de beslissing de gronden van artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting
(hierna: de Regeling) moeten worden vermeld. Voor de gedetineerde dient wel duidelijk te zijn waarom het verzoek om verlof is afgewezen. Volgens de directeur voldoet zijn beslissing daaraan. Voorts zijn de strafopleggingen, anders dan door de raadsman
is aangevoerd, voldoende recent om te mogen worden meegewogen. Ten slotte geldt nog dat ten tijde van het nemen van de beslissing er sprake was van een openstaande strafzaak.

Niet is gebleken van adviezen van het Openbaar Ministerie en/of de politie naar aanleiding van het verzoek om algemeen verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek, wegens doodslag.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

De omstandigheid dat klager ten tijde van de afwijzing van de verlofaanvraag nog slechts kort in de inrichting verbleef, doet daaraan niet af. De directeur kon de eerdere disciplinaire straffen – ook wanneer die in een andere inrichting zijn opgelegd –
in redelijkheid meewegen bij het beoordelen van de vraag naar het risico van een ongestoord verloop van het verlof.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven