nummer: 16/3916/TA
betreft: [klager] datum: 31 januari 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. van Riel, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 november 2016 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. T. van Riel en, namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], jurist.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Klager wenst aanhouding van de behandeling van het beroep, omdat hij met een begeleider naar zitting zou komen wat
voor
hem minder stressvol is dan vervoer via DV&O; vervoer met een begeleider bleek vanwege ziekte van medewerkers niet mogelijk.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 11 oktober 2016 tot opschorting van klagers transmuraal verlof (OV 2016/000216).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er was geen noodzaak om klagers transmuraal verlof op te schorten. Aan de beslissing is ten grondslag gelegd dat de maatschappij beschermd moest worden tegen vermeend gevaar van klager. Klager zou zijn teruggeplaatst om tot rust te komen. Het zou er op
hebben geleken dat van klager te veel gevraagd werd, hij minder in contact was met het team en zich niet zou hebben laten corrigeren. Van de door de inrichting gestelde glijdende schaal was echter geen sprake. Later is door de inrichting aangevoerd dat
klager de verlofvoorwaarden niet zou zijn nagekomen. Klager betwist dit. Ook wordt gesteld dat klager zijn gedrag moest veranderen omdat zijn verblijf op de tussenvoorziening anders in gevaar zou kunnen komen. Onduidelijk is echter wat de inrichting
daarmee heeft bedoeld en op welke gedragsverandering de inrichting doelt. De beklagcommissie heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat de door de inrichting aangevoerde gronden de bestreden beslissing voldoende zouden kunnen dragen. De bestreden
beslissing is ten nadele van klager en vormt een stap terug, terwijl de motivering en de feiten en omstandigheden die beslissing niet kunnen dragen. Ook ter zitting heeft de inrichting niet geconcretiseerd welke voorwaarden er waren en tot welke
gedragsverandering klager zou hebben moeten komen. Klager wordt ernstig geremd in zijn ontwikkeling en mogelijkheden. Het vermeend “tot rust komen” zou een tijdelijk karakter hebben maar duurt ten nadele van klager thans veel te lang.
Klager was het niet eens met de terugplaatsing in de inrichting, maar heeft aanvankelijk gezegd dat hij er wel mee kon instemmen, omdat hij dacht dat hij op die manier meer in de buurt van zijn zoon terecht zou kunnen komen. Klager had die wens eerder
geuit maar daarover zijn nooit concrete afspraken gemaakt.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is een samenloop van omstandigheden geweest op grond waarvan klager uit veiligheids- en zorgoverwegingen is teruggeplaatst in de inrichting. Er was sprake van een (af)glijdende schaal. Medebewoners in de tussenvoorziening waren bang voor klager en
klager heeft publiekelijk in de bus een vreemd gesprek met een personeelslid van de inrichting gevoerd. Klager werd in toenemende mate psychotisch. Klager dacht dat de staf hem afluisterde met behulp van afluisterapparatuur. Op 27 september 2016 heeft
een behandelplanbespreking plaatsgevonden en is klager duidelijk gemaakt dat zijn verlof in gevaar kwam. Klager wist dat zijn gedrag moest veranderen. Er zijn concrete afspraken en een plan met klager gemaakt. Klager heeft dat niet lang volgehouden.
Dat
is een schending van een verlofvoorwaarde. Het verlof is alleen opgeschort, niet ingetrokken. Klager is aangemeld bij FPA Roozenburg te Den Dolder. De inrichting is in afwachting van een reactie daarop.
3. De beoordeling
Klager wenst op de boven aangegeven grond aanhouding van de behandeling van het beroep. De beroepscommissie wijst dit verzoek af nu niet is gesteld of gebleken dat het voor klager onmogelijk was om ter zitting te verschijnen en omdat de
beroepscommissie
zich op basis van de schriftelijk stukken en de ter zitting gegeven toelichting voldoende geïnformeerd acht.
Volgens de schriftelijke mededeling van 11 oktober 2016 tot opschorting van het transmuraal verlof ligt daaraan ten grondslag dat klager “in mindere mate in contact is met het team en zich niet laat corrigeren; [dat hij] toenemend achterdochtig en niet
in samenwerking lijkt; [dat] het lijkt dat er te veel van klager gevraagd wordt; [en dat klager] uit zorg klinisch wordt teruggeplaatst om tot rust te komen.”
De beroepscommissie hecht er aan op te merken dat reeds in de schriftelijke mededeling van een beslissing voldoende inzicht dient te worden gegeven in de redenen daarvan, en concreet en zo min mogelijk speculatief moet worden aangegeven om welk gedrag
het gaat. In dit geval heeft de inrichting in haar verweer in de beklag- en de beroepsprocedure nadere uitleg gegeven over de psychische toestand en de gedragingen van klager. Dit had dus al in voldoende mate in de schriftelijke mededeling kunnen en
moeten staan.
Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot het opschorten van klagers transmuraal verlof in redelijkheid kon worden genomen vanwege de door de inrichting beschreven psychische toestand en
gedragingen van klager tijdens het transmuraal verlof op grond waarvan door het behandelteam is geconcludeerd dat klager aan het afglijden was, hetgeen immers een risico kan vormen voor de veiligheid van personen in de tussenvoorziening dan wel de
algemene veiligheid voor derden. De enkele omstandigheid dat klager ontkent dat hij aan het afglijden was en meent dat de inrichting enkel het gesprek tijdens de busrit heeft aangegrepen om hem in de inrichting terug te plaatsen, is onvoldoende voor
een
ander oordeel. Daarbij is in aanmerking genomen dat, naar de inrichting heeft verklaard, met klager is besproken dat zijn gedrag moest veranderen omdat anders zijn transmuraal verlof in gevaar zou kunnen komen en dat daarover afspraken zijn gemaakt die
klager niet vol heeft kunnen houden.
Volgens klager duurt de opschorting van zijn verlof thans te lang. Echter, reeds in het verweerschrift van 21 oktober 2016 is gemeld dat door het behandelteam is besloten dat klagers verlof weer kan worden hervat middels een traject met als
uitstroomdoel een FPA en dat daar enige tijd mee gemoeid zal zijn. Ter zitting van de beroepscommissie is verklaard dat klager inmiddels is aangemeld bij FPA Roozenburg te Den Dolder en dat thans de reactie van die instelling wordt afgewacht. De
beroepscommissie gaat er van uit dat de inrichting erop zal toezien dat die reactie niet te lang op zich zal laten wachten.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 31 januari 2017.
secretaris voorzitter