Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2785/GA, 2 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2785/GA

betreft: [klager] datum: 2 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Ppw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.W.J. Faber, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 4 augustus 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Peel te Evertsoord.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 november 2016, gehouden in de p.i. De Schie te Rotterdam, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Ter Peel gehoord. De raadsman van klaagster, mr. C.W.J. Faber, heeft schriftelijk bericht dat
klaagster en hij niet ter zitting zullen verschijnen. Op 25 november 2016 is van klaagsters raadsman een nadere toelichting op het beroep ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 21 april 2016 van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens de vondst van een mobiele telefoon met adapter (TP 2016/60).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klaagster wordt dubbel gestraft. Daarnaast is niet aan alle formaliteiten voldaan rondom de disciplinaire straf. De opgelegde disciplinaire straf is
disproportioneel. De directeur had kunnen volstaan met een (deels) voorwaardelijke disciplinaire straf gegeven de ernst van het gemaakte verwijt.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is een telefoon gevonden. Klaagster is daarop afgezonderd vanwege aanwezig vluchtgevaar. Klaagster is een tegemoetkoming van € 75,= aangeboden,
maar dit weigerde zij. Zij wilde terug naar de beperkt beveiligde inrichting.

3. De beoordeling
Op 21 april 2016 is aan klaagster een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opgelegd in verband met de vondst van een adapter op klaagsters cel en een mobiele telefoon in haar jaszak.

Op grond van artikel 51, eerste lid onder a in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte als de gedetineerde
betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Voorafgaand aan de oplegging deelt de rapporteur de gedetineerde zijn voornemens mede, zo bepaalt het eerste lid van artikel 50 van de Pbw, de directeur verslag te doen van de feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting
dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Uit het schriftelijk verslag kan worden opgemaakt dat aan de gedetineerde de verslaglegging niet is meegedeeld. Het aanzeggen moet worden aangemerkt als een wezenlijk element van de
strafprocedure, aangezien de gedetineerde zich op zijn verdediging ten overstaan van de directeur moet kunnen voorbereiden. Nu dit vormvoorschrift is geschonden, zal het beroep van klaagster gegrond worden verklaard.

Daarnaast overweegt de beroepscommissie het volgende.
De schriftelijke mededeling van de opgelegde disciplinaire straf is gedateerd op
21 april 2016. In verband met een foutief vermelde ingangsdatum van de disciplinaire straf (21 mei 2016) is op 25 april 2016 aan klaagster een herstelbeschikking uitgereikt. De nieuwe schriftelijke mededeling lijkt door het woord ‘heden’ en de datum
van
ondertekening te suggereren dat de disciplinaire straf (opnieuw) op 25 april 2016 is opgelegd terwijl de vermelding van de ingangsdatum van 21 april 2016 tevens zou kunnen wijzen op het met terugwerkende kracht in laten gaan van de disciplinaire straf.
Volstaan had kunnen worden, voor zover er al een herstelbeschikking uit moest gaan gelet op de kennelijke verschrijving, met een herstelbeschikking voorzien van nieuwe datum met daarin slechts een verwijzing naar de originele beschikking en de fouten
die hersteld moesten worden. Van een dubbele bestraffing is dan ook geen sprake.

Het aanbieden van een compensatie door de directeur geschiedde, zo begrijpt de beroepscommissie, om tot een oplossing van het geschil te komen doch is door klaagster geweigerd. Kennelijk bestond bij de directeur ook de opvatting dat er sprake was van
een dubbele bestraffing. Deze opvatting is dus niet juist en kan dus niet tot een ander oordeel leiden. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klaagster en stelt deze vast op € 24,75.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart de klacht alsnog gegrond
Zij bepaalt dat klaagster in aanmerking komt voor een tegemoetkoming van € 24,75.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 2 februari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven