Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2602/GA, 10 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:10-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2602/GA

betreft: [klager] datum: 10 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M. McKernan, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 juli 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Vught, voor zover het beklag van klager inhoudelijk ongegrond is verklaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 december 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en [...], juridisch medewerker bij voormelde inrichting. Klagers raadsvrouw heeft op 9 december 2016 bericht dat zij verhinderd
is
ter zitting te verschijnen. Zij heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. Het aanhoudingsverzoek is ter zitting afgewezen. Van hetgeen door klager en namens de directeur ter zitting naar voren is gebracht, is een verslag
opgemaakt.
Het verslag is ter kennisneming aan klager, zijn raadsvrouw en de directeur verzonden. De raadsvrouw is in de gelegenheid gesteld op het verslag te reageren. Op 4 januari 2017 is van de raadsvrouw een reactie ontvangen. Een kopie hiervan is verzonden
aan de directeur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van vier dagen afzondering in een afzonderingscel, omdat klager geluidsoverlast veroorzaakt, klager in conflict raakt met personeel en het personeel dan onredelijk en agressief bejegent, alsmede om klager tot rust
te
laten komen en in gezamenlijk overleg met een gedragsdeskundige te kijken hoe verder invulling kan worden gegeven aan klagers detentieroute.

De beklagcommissie heeft het beklag wegens niet naleving van vormen gegrond verklaard en ter zake een tegemoetkoming toegekend van € 10,= en zij heeft het beklag inhoudelijk ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep mondeling als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft geen bedreigingen geuit. Hij heeft wel gescholden, maar dit was niet gericht tegen een bewaarder.
Klager had niet door dat de intercom op een gegeven moment werd aangezet. Klager kan niet zien of de intercom aan staat. Klager mag in zijn cel zeggen wat hij wil. Klager en medegedetineerden hebben naar elkaar geschreeuwd over voetbal. De
ordemaatregel
is disproportioneel. De directeur heeft klager pas na drie dagen bezocht in de afzonderingscel. Er is geen verslag aangezegd en klager heeft geen schriftelijke mededeling van de ordemaatregel van een bewaarder gekregen.

Namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep schriftelijk als volgt – samengevat – toegelicht. Klager had al enige tijd strubbelingen met een bewaarder. Klager wilde graag een gesprek met deze bewaarder om de
lucht te klaren. Dit gesprek is hem geweigerd. Het voorval heeft plaatsgevonden op 17 januari 2016 tussen 19.00 en 20.00 uur. De regel op de afdeling is dat het na 23.00 uur stil dient te zijn. De medegedetineerden hebben geen overlast ondervonden van
klager. Klager heeft in zijn cel tegen zichzelf gescholden over de gang van zaken. Hij had niet door dat de intercom weer was opengesteld. De verwijzing naar klagers voorgeschiedenis is onterecht; ieder incident dient een afzonderlijke beoordeling te
krijgen.

Namens de directeur is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep mondeling als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Verwezen wordt naar de inhoud van het schriftelijk verslag. Klager zorgde al enkele dagen voor
geluidsoverlast en hij was daarvoor gewaarschuwd. Op de bewuste avond was klager wederom aan het schreeuwen. Voorts heeft hij gescholden en bedreigingen geuit naar een bewaarder. Voormelde incidenten hebben geleid tot oplegging van de ordemaatregel. Op
de vraag van de voorzitter van de beroepscommissie waarom klager geen disciplinaire straf is opgelegd, antwoordt de juridisch medewerker dat zij zich kan voorstellen dat is gekozen voor het opleggen van een ordemaatregel vanwege de voorgeschiedenis van
klager. De ordemaatregel is proportioneel.

In het schriftelijk verslag is vermeld dat klager richting de bewaarder het volgende heeft geroepen: “Je hebt kanker in je hoofd, kankerkop”, “I kill you motherfucker”, “Kom mijn cel binnen dan ga je zien wat er gaat gebeuren...laat die stoere mannen
maar
komen”.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid in verbinding met artikel 23, eerste lid onder a, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de
inrichting
dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.

Uit het verhandelde ter zitting en de stukken komt naar voren dat klager, na eerder geluidsoverlast te hebben veroorzaakt en daarvoor te zijn gewaarschuwd, in de avond van 17 januari 2016 wederom geluidsoverlast heeft veroorzaakt door hard te
schreeuwen
en te lachen. Een aantal gedetineerden heeft aangegeven dat zij zich stoorden aan het geschreeuw van klager. Voorts komt naar voren dat klager zich verbaal agressief heeft geuit naar een bewaarder. Klager was niet meer voor rede vatbaar. Volgens de
directeur is in het verleden gebleken dat klager zichzelf dan niet meer in de hand heeft. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur gezien de in het verslag genoemde uitlatingen heeft kunnen concluderen dat klager het personeel onredelijk en
agressief heeft bejegend. Klagers betoog dat hij niet wist dat de intercom aan stond en tegen zichzelf aan het schreeuwen was, acht de beroepscommissie niet aannemelijk.

Gezien het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur klager een ordemaatregel van vier dagen op te leggen om klager tot rust te laten komen en in gezamenlijk overleg met een gedragsdeskundige te kijken hoe
dergelijk gedrag in de toekomst voorkomen kan worden, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Dat klager zou hebben verzocht om een gesprek met vorenbedoelde bewaarder en dat dit zou zijn geweigerd doet aan dit oordeel niet af. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie merkt nog op dat zij voorbij gaat aan de door klager gestelde formele gebreken aan de bestreden beslissing, nu de beklagcommissie het beklag reeds wegens niet naleving van vormen gegrond heeft verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 10 januari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven