Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2774/GA en 16/2976/GA, 19 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 16/2774/GA en 16/2976/GA

betreft: [Klaagster] datum: 19 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen twee uitspraken van 27 juni 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle, betreffende:
a. de onheuse bejegening door een inrichtingsmedewerker op 15 februari 2016 en op 28 maart 2016;
b. de insluiting van klaagster tijdens het paasontbijt op 28 maart 2016,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beklagcommissie heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag onder a. en het beklag onder b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Zwolle in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
a.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

b.
De beroepscommissie stelt vast dat klaagster op 28 maart 2016 gedurende het (paas)ontbijt is ingesloten op haar eigen cel. De directeur heeft gesteld dat klaagster na de brunch weer is uitgesloten en aan klaagster geen disciplinaire straf of
ordemaatregel is opgelegd.

Op grond van het bepaalde in artikel 24, vierde lid, van de Pbw in samenhang gezien met artikel 23, eerste lid onder a, van de Pbw kan een gedetineerde in afzondering worden geplaatst indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de afzondering noodzakelijk
is in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting (bewaardersarrest). Daarvan dient de directeur onverwijld op de hoogte te worden gesteld. Niet is gebleken dat het inrichtingspersoneel de directeur onverwijld op de hoogte
heeft gesteld van de plaatsing van klaagster in afzondering. Nu uit de stukken tevens onvoldoende blijkt welke gedragingen klaagster heeft vertoond die de afzondering noodzakelijk zou maken met het oog op de handhaving van de orde en veiligheid in de
inrichting, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. De beroepscommissie zal derhalve het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en
het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op
€ 7,50.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 19 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven