Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4142/GV, 30 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:30-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4142/GV

betreft: [klager] datum: 30 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de op 14 december 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 3 januari 2017 en 18 januari 2017 zijn aanvullende
beroepschriften van de raadsvrouw ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking bij beslissing van 14 december 2016 afgewezen. Naar aanleiding van het beroep van klager heeft de Staatssecretaris op 22 december
2016 een nieuwe beslissing genomen waarin voormeld verzoek op andere gronden is afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) worden de gevallen opgesomd waarin strafonderbreking kan worden verleend, maar dit betreft geen
limitatieve lijst. Strafonderbreking kan ook voor schoolgang worden aangevraagd. De schoolgang kan ook geschaard worden onder eventuele zakelijke belangen zoals genoemd in artikel 38 van de Regeling. Klagers educatie bij de Open Universiteit is van
dusdanig zwaarwegend belang dat het geïnterpreteerd kan worden als een dringende omstandigheid van zakelijke aard. Binnen de inrichting heeft klager alle mogelijkheden tot het volgen en voltooien van zijn opleiding uitgeput en strafonderbreking geldt
derhalve als een ultimum remedium. Met betrekking tot de afwijzende beslissing van de Staatssecretaris heeft geen deugdelijke belangenafweging plaatsgevonden. Er worden enkel factoren genoemd die horen bij het strafbare feit waarvoor klager is
veroordeeld. Die veroordeling kan niet telkens ten grondslag liggen aan afwijzende beslissingen.
Het volgen van een universitaire opleiding binnen detentie getuigt van een enorme intrinsieke motivatie. De stelling van de Staatssecretaris dat bij klager enkel sprake is van externe motivatie is volstrekt onbegrijpelijk. Daarnaast is sprake van goed
gedrag in detentie en verblijft klager sinds 24 oktober 2016 in het plusprogramma. Volgens het advies van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel zijn criminogene factoren binnen de inrichting niet aan het licht
gekomen. Het is voor klager van belang dat hij zijn masteropleiding voorspoedig kan doorlopen, zodat zijn kennis niet is verouderd en hij na detentie zo snel mogelijk een baan kan vinden. De conclusie van de Staatssecretaris dat klager bij de
reclassering zou hebben aangegeven dat de gevolgde vakken blijven staan indien het verzoek wordt afgewezen en dat het afstudeeronderzoek pas tijdens een penitentiair programma kan plaatsvinden, blijkt niet uit de stukken en wordt door klager betwist.
Het penitentiair programma start op 30 augustus 2018. Indien klager pas tijdens zijn penitentiair programma kan starten met zijn afstudeeronderzoek, zou klager achttien maanden niets aan zijn studie kunnen doen. Bovendien zou hij dan pas in 2019 kunnen
afstuderen. Het is de vraag of de kennis die klager heeft opgedaan tijdens zijn opleiding dan nog voldoende up-to-date is.
Klager vraagt strafonderbreking ten behoeve van de voorbereidingen voor zijn afstudeerscriptie. Hij heeft voor het literatuuronderzoek onbeperkt toegang tot internet nodig, hetgeen in de inrichting niet mogelijk is. Voorts moet hij bedrijven en
organisaties benaderen voor informatie en het afnemen van interviews. Het verzoek tot strafonderbreking voor de duur van drie maanden richt zich specifiek tot het doen van onderzoek teneinde zijn afstudeerscriptie te schrijven. Het daadwerkelijk
schrijven van de afstudeerscriptie zou vervolgens vanuit de inrichting kunnen plaatsvinden.
Het opgegeven verlofadres betreft het woonadres van klagers ouders. Het is onbegrijpelijk dat een negatief advies is uitgebracht vanwege handel in drugs en hennepkwekerijen in de wijk. In lijn van de retoriek van de politie zou klager vrijwel nergens
in
Nederland meer kunnen verblijven. Daarbij wordt geen rekening gehouden met het huidige gedrag van klager in de inrichting en is geen belangenafweging gemaakt aan de hand van de huidige status quo. Klager verzoekt de zaak op zitting te behandelen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De noodzaak om op dit moment buiten de inrichting af te studeren is onvoldoende gebleken. Het is bewonderenswaardig dat klager tijdens zijn detentieperiode tot dit stadium van
zijn studie is gekomen. Hij kan echter zijn afstudeeronderzoek op een ander moment afronden. Klager heeft aangegeven dat zijn vakken blijven staan als het verzoek om strafonderbreking wordt afgewezen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om gedurende zijn
penitentiair programma af te studeren of om daarmee een begin te maken in de inrichting, aangezien hij daar de mogelijkheid krijgt om gedurende de arbeid onderwijs te volgen en via internet onderzoek te doen. Alvorens wordt overgegaan tot het verlenen
van vrijheden dient eerst een start te worden gemaakt met de geïndiceerde interventies.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking, omdat klager volgens de wettelijke regeling daarvoor niet in aanmerking komt. Mogelijkheden worden onderzocht om binnen de
inrichting onderzoek te doen voor de afstudeerscriptie en om tijdens het penitentiair programma extern onderzoek te doen en de verplichte colleges bij te wonen.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft zich van advies onthouden.
De politie heeft negatief geadviseerd, omdat het verlofadres in een wijk ligt waar de handel in soft- en harddrugs en verschillende hennepkwekerijen een groot probleem zijn.

3. De beoordeling
Klagers raadsvrouw heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het
beroep te beslissen.

Klager ondergaat een in Ierland opgelegde gevangenisstraf van negen jaren, wegens het bezit van softdrugs. Sinds 12 september 2016 ondergaat klager de gevangenisstraf in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) in
Nederland, waarbij de straf is aangepast aan het Nederlandse strafmaximum van acht jaren, met aftrek. De wettelijk vroegst mogelijke datum van invrijheidstelling valt op of omstreeks 30 augustus 2019.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking in verband met de voorbereidingen voor zijn afstudeerscriptie. De beroepscommissie begrijpt dat klager hiervoor dient te beschikken over een computer met internettoegang en dat hij extern onderzoek moet doen
bij organisaties en bedrijven. Voorts is het voor klager van belang dat hij zijn studie afrondt waardoor hij na detentie vermoedelijk snel een baan zal vinden. Klager heeft niet, dan wel onvoldoende, onderbouwd dat de tot nu toe behaalde resultaten
zullen vervallen indien hij niet op korte termijn een start kan maken met zijn afstudeeronderzoek en daarmee eerst kan starten wanneer hij deelneemt aan het penitentiair programma. Hoewel de beroepscommissie klagers wens begrijpt om zo spoedig mogelijk
zijn opleiding af te ronden, is een en ander onvoldoende grond voor verlening van strafonderbreking. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de Staatssecretaris dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 30 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven