Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3599/GB, 25 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:25-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3599/GB

Betreft: [Klager] datum: 25 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 oktober 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een inrichting of afdeling, niet zijnde een Terroristenafdeling (TA), dan wel naar de TA van de locatie De Schie, afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 24 april 2016 gedetineerd. Hij verbleef in de TA van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught. Op 11 november 2016 is hij overgeplaatst naar de TA van de locatie De Schie, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager meent in de eerste plaats dat de TA voor hem niet de aangewezen afdeling is, daar hij niet van een terroristisch misdrijf wordt verdacht. Klager wordt verdacht van het plegen van de misdrijven genoemd in de artikelen 132 en 205 van het Wetboek
van Strafrecht (Sr). Klager wijst erop dat deze wetsartikelen niet onder artikel 83 Sr zijn genoemd, waarin is gedefinieerd welke misdrijven terroristische misdrijven betreffen, zodat van een verdenking van een terroristisch misdrijf geen sprake is.
Voorts is het verblijf in de TA voor klager onevenredig zwaar, nu hier voornamelijk langgestraften verblijven. Dit is in strijd met het uitgangspunt van de Pbw dat voorlopig gehechten en afgestraften in beginsel niet samen dienen te worden gedetineerd.
Klagers geestelijke gezondheid gaat er in de TA op achteruit en hij krijgt hiervoor onvoldoende verzorging. Hij verwacht dat in de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (BPG) meer mogelijkheden bestaan voor gedetineerden om onderling
contact
te hebben en om buiten de cel te verblijven. Daarnaast verwacht klager dat de omstandigheden in de TA van de locatie De Schie beter zijn dan die in de TA van de p.i. Vught, nu daar, voor zover hem bekend is, geen levenslanggestraften of anderszins
langgestraften verblijven en daar volgens hem meer aandacht zal zijn voor zijn psychiatrische problematiek.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Ingevolge artikel 20a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) worden in een TA gedetineerden geplaatst die worden verdacht van of zijn veroordeeld wegens het plegen van een terroristisch misdrijf. De
selectiefunctionaris geeft weer dat de grondslag voor de afwijzing van klagers verzoek was dat klager wordt verdacht van het plegen van een terroristisch misdrijf. Binnen een TA worden voorlopig gehechten en afgestraften niet van elkaar gescheiden
geplaatst.
In zijn verweerschrift expliciteert de selectiefunctionaris de grondslag voor de beslissing nader door te verwijzen naar artikel 20a van de Regeling (‘Regeling Spog’), waarin drie redenen staan vermeld voor plaatsing in een TA.
Voor plaatsing in de BPG bestaat volgens de selectiefunctionaris geen indicatie zoals bedoeld in artikel 11 van de Regeling. Voorts is hij thans reeds overgeplaatst naar de TA van de locatie De Schie, zodat klager volgens de selectiefunctionaris in
zoverre geen belang meer heeft bij zijn beroep.

4. De beoordeling
4.1. De TA is aangewezen als huis van bewaring (h.v.b.) en gevangenis voor mannen en vrouwen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Artikel 20a van de Regeling luidt: “In de Terroristen Afdeling worden gedetineerden geplaatst die: a. verdacht worden van een terroristisch misdrijf; b. al dan niet onherroepelijk veroordeeld zijn wegens een terroristisch misdrijf; c. voor of
tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of verspreiden daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de inrichting; tenzij
uit informatie van het GRIP of het Openbaar Ministerie voortvloeit dat plaatsing op een Terroristen Afdeling niet is geïndiceerd.”

4.3. Klager betwist te worden verdacht van een terroristisch misdrijf en heeft om die reden primair om plaatsing in een inrichting of afdeling, niet zijnde een TA, verzocht. Namens klager is terecht gesteld dat de misdrijven ter zake waarvan klager
wordt verdacht, niet in artikel 83 Sr zijn genoemd. Blijkens de toelichting op dit artikel kent artikel 83 Sr een limitatieve opsomming van alle terroristische misdrijven (wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met
terroristische misdrijven met ingang van 11 juli 2002, Kamerstukken II 2001/2002, nr. 28463, 3). Aan de voorwaarde voor plaatsing in de TA genoemd onder artikel 20a, onder a, van de Regeling, is derhalve, zoals namens klager eveneens terecht is
gesteld,
niet voldaan. Ingevolge artikel 20a, onder c, van de Regeling kunnen in een TA echter ook gedetineerden die voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondig(d)en of verspreid(d)en, daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten
voor
doeleinden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid, worden geplaatst. Blijkens de toelichting op dit artikel is met artikel 20a, onder c, van de Regeling beoogd personen die niet onder de eerste twee onderdelen van dit artikel vallen,
maar
die zich voor of tijdens hun detentie met rekrutering of radicalisering van derden bezighielden, dan wel bezighouden, onder de werking van het artikel te brengen (wijziging van de Regeling met ingang van 18 september 2006, Stcrt. 2006, nr. 181).
Blijkens de vordering tot inbewaringstelling van het Openbaar Ministerie wordt klager – onder meer – verdacht van het werven van derden voor de gewapende (terroristische) strijd als bedoeld in artikel 205, derde lid, Sr. Een plaatsing in de TA is
derhalve, ingevolge artikel 20a, onder c, van de Regeling, aangewezen.

Voor zover klager stelt dat het verblijf in de TA voor hem onevenredig zwaar is, overweegt de beroepscommissie dat bij de totstandkoming van artikel 20a van de Regeling is beoogd geen onderscheid te maken tussen h.v.b. en gevangenis als bestemming van
de TA, nu voorkomen dient te worden dat personen met een terroristische achtergrond andere categorieën gedetineerden kunnen rekruteren of radicaliseren (wijziging van de Regeling met ingang van 18 september 2006, Stcrt. 2006, nr. 181).

Nu een plaatsing in de TA, gelet op het vorenoverwogene, is aangewezen, kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en voor zover deze de afwijzing van
klagers verzoek tot overplaatsing naar een inrichting of afdeling, niet zijnde een TA, betreft, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4.4. Namens klager is subsidiair verzocht om overplaatsing naar de TA van de locatie De Schie. De beroepscommissie constateert dat klager op 11 november 2016 alsnog is overgeplaatst naar de TA van de locatie De Schie. Om die reden is het belang aan
zijn beroep, voor zover dat zich richt tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar de TA van de locatie De Schie, komen te ontvallen, zodat klager in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep.

4.5. Klager verzocht primair om plaatsing in de BPG van de p.i. Vught. Subsidiair verzocht hij om overplaatsing naar de TA van de locatie De Schie. Ten overvloede overweegt de beroepscommissie, gezien de brieven van klager en zijn raadsvrouw, dat
klager, indien hij wil terugkomen op zijn aanvankelijk primaire verzoek en hij wenst te worden teruggeplaatst naar de TA van de p.i. Vught, hiertoe, ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Pbw, bij de selectiefunctionaris een met redenen omkleed
verzoekschrift kan indienen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover dat zich richt tegen de afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een inrichting of afdeling, niet zijnde een TA, ongegrond.
Voor zover het beroep zich richt tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar de TA van de locatie De Schie, verklaart de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 25 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven