Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2076/GB, 5 februari 2003, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/2076/GB

Betreft: [klager] datum: 5 februari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 2 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1950], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 26 september 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar over te plaatsen naar de Individuele Begeleidingsafdeling voor vrouwen (IBA) Zwolle ongegrond verklaard.

De feiten
Klaagster is sedert 17 juli 2002 gedetineerd. Zij verbleef als preventief gehechte in het huis van bewaring (h.v.b.) voor vrouwen te Zwolle. Op 13 augustus 2002 is zij overgeplaatst naar de IBA Zwolle.

2 De standpunten
3.1. Door klaagster is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. Klaagster leeft in beginsel solitair. De plaatsing op de IBA en de daaraan verbonden aandacht en zorg werken tenaanzien van klaagster contraproductief. Indien klaagster de haar beschikbare tijd alleen kan zijn, bevordert dat haar geestelijke evenwicht. Zodra klaagster op die manier tewerk gaat in de IBA, treden de daar aanwezige zorg- enaandachtmechanismen in werking en wordt op klaagster druk uitgeoefend om zich ‘socialer’ op te stellen. Indien klaagster toegeeft aan die druk, leeft zij van ’s-morgens acht uur tot ’s-avonds acht uur steeds in gezelschap vananderen. Een solitair leven is daarom in de IBA moeilijk te realiseren, tenzij klaagster zich daar continu tegen teweer stelt. Dat is evenwel niet bevorderlijk voor klaagsters geestelijk en lichamelijk welzijn. Klaagster is vanmening dat zij geen verzorging nodig heeft. Voor zover klaagsters „honger- en dorstactie“ aanleiding was voor de IBA-plaatsing, geldt dat die actie slechts was gericht tegen het politiebeleid met betrekking tot klaagsters goederen.Die actie vloeide niet voort uit het feit dat zij alleen op een cel moest zitten. Klaagster is door haar levenshouding in staat om zelf een goed evenwicht te vinden tussen haar wens om alleen te zijn en het omgaan met anderen.Daarvoor is een plaatsing in de IBA niet nodig. Klaagster neemt gedurende zeventien uren per week deel aan sociale activiteiten. Er is dus geen sprake van een isolement.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 12 augustus 2002 heeft de selectiefunctionaris door tussenkomst van het Bureau selectie- en detentiebegeleiding van het h.v.b. voor vrouwen te Zwolle een verzoek ontvangen, strekkende tot de plaatsing van klaagster in de IBAZwolle. Op 13 augustus 2002 is de betreffende plaatsing gerealiseerd. Op 16 augustus 2002 heeft klaagster bezwaar ingesteld tegen de (overplaatsings)beslissing van de selectiefunctionaris, die dat bezwaar op 26 september 2002ongegrond heeft verklaard. Reden voor de ongegrondverklaring is het feit dat individuele begeleiding van klaagster noodzakelijk is. Enerzijds omdat klaagster zichzelf overschat en - omdat zij op dit moment geen manifestepsychiatrische symptomen vertoont – ook door haar directe omgeving kan worden overschat, anderzijds omdat het wenselijk is om aan klaagster een individueel programma aan te bieden zodat er adequaat gereageerd kan worden op eeneventueel isolement. De omstandigheid dat klaagster zelf steeds weer aangeeft te kiezen voor een solitair leven en geen bemoeienis wenst met begeleiders, wordt door de selectiefunctionaris gerespecteerd. De selectiefunctionaris ziethet echter ook als een taak van de inrichting om de nodige zorg en aandacht aan klaagster te besteden. Door een plaatsing in de IBA bestaat de mogelijkheid tot een meer individueel programma, mocht klaagster daarvoor kiezen. Hetbeleid van de IBA Zwolle is er op gericht de daar verblijvende gedetineerden tijdelijk op te nemen en hen te begeleiden naar een terugkeer naar een reguliere afdeling. In de IBA Zwolle worden de ontwikkelingen steeds nauwgezetgevolgd. Tot nog toe heeft de selectiefunctionaris nog geen informatie van de IBA mogen ontvangen, waaruit zou kunnen blijken dat klaagster (weer) zou kunnen functioneren op een reguliere afdeling.

3 De beoordeling
4.1. Klaagster behoort, gelet op haar status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Een gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerdenworden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele ofbeperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven. De selectiefunctionaris heeft de omtrent klaagsters persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoeldezin. Weliswaar heeft klaagster aangevoerd solitair te willen leven maar in dat geval bestaat, zoals ook uit de melding van een GZ-psychologe van 12 augustus 2002 kan blijken, het aanmerkelijke risico dat klaagster bij een verblijfop een reguliere afdeling zou worden overschat of onvoldoende aandacht en zorg van het inrichtingspersoneel krijgt.
Derhalve is de beslissing klaagster vooralsnog over te plaatsen naar een individueel regime niet in strijd met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk aan te merken.

4 De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 februari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven