Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2776/GA, 28 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2776/GA

betreft: Klager datum: 28 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 juli 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, betreffende:
a. het formulier ‘instemmingsverklaring ISD’ dat door de inrichting wordt gebruikt (VU-2016-766);
b. de schending van het recht op tweemaal sport per week door het vervallen sportmoment op 21 maart 2016 niet te compenseren (VU-2016-803),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
De beroepscommissie is in tegenstelling tot de beklagrechter van oordeel dat klagers belang bij het instellen van het beklag niet is komen te ontvallen door de door de directeur aangeboden compensatie niet te aanvaarden. De uitspraak van de
beklagrechter zal derhalve in zoverre worden vernietigd en klager zal alsnog ontvankelijk worden verklaard in dit onderdeel van zijn beklag.

Op grond van artikel 48, tweede lid, van de Pbw heeft de gedetineerde recht op lichamelijke oefening en het beoefenen van sport gedurende ten minste tweemaal drie kwartier per week, voor zover zijn gezondheid zich daar tegen niet verzet. Vast staat dat
klagers sportmoment op 21 maart 2016 niet is doorgegaan, omdat die dag een personeelsbijeenkomst was georganiseerd. Nu klager die week niet in de gelegenheid is gesteld om tweemaal drie kwartier te sporten, is de beslissing van de directeur in strijd
met de wet. Het beklag zal derhalve gegrond worden verklaard. Nu de directeur ter compensatie een passende tegemoetkoming, namelijk een extra sportmoment, heeft aangeboden, welke door klager niet is aanvaard, acht de beroepscommissie geen termen
aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen
tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 28 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven