Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3612/JA, 16/3786/JA en 16/3787/JA, 23 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:23-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3612/JA, 16/3786/JA en 16/3787/JA

betreft: [klager] datum: 23 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van drie bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], geboren op [1994], verder te noemen klager,

gericht tegen drie uitspraken van 20 september 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de Justitiële Jeugdinrichting (j.j.i.) Het Keerpunt te Cadier en Keer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 december 2016, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is klager gehoord.
De directeur van de j.j.i. is zonder bericht niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a) de kamerplaatsing op 6 september 2016 en het daarna met ‘twee op één begeleiding’ ‘alleen draaien’, zonder verlof, tot 15 september 2016 (J2016/108)
b) het alleen naar recreatie moeten gaan van 30 augustus tot 6 september 2016 (J2016/110)
c) het individueel draaien, zonder verlof, met één op één begeleiding van 15 september tot 22 september 2016 (J2016/131).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft de gedragswetenschapper op 6 september 2016 niet bedreigd. Hij heeft alleen gezegd dat hij op een dag weer buiten staat, omdat hij dat toen gewoon wilde zeggen.
In totaal verblijven vijf jongens op de individuele trajectafdeling (ITA) Buizerd. Op die afdeling hebben de jongens gedurende zes uren een dagprogramma met de groep. Buiten die zes uren verblijven de jongens van de groep op de kamer. Het beklag ziet
op
het gedurende een aantal weken alleen met de groepsleider, zonder contact met de andere jongens, moeten volgen van activiteiten. Volgens klager is dat in strijd met de wet. Met het alleen draaien op recreatie bedoelt hij alleen draaien op activiteiten.
Individueel draaien kan volgens klager wel als een jongen vanwege zijn stoornis groepsongeschikt is of als dat in zijn perspectiefplan staat, maar daarvan is in zijn geval geen sprake. In de genoemde periode zat ook jongere G. bij klager op de ITA.
Klager heeft G. gedurende die weken niet gezien, maar zat vóór die periode wel met G. op school.
De ITA heeft afdelingen op een boven- en een benedenverdieping. Klager weet dat de andere jongens wel samen op de ene afdeling waren toen hij alleen op de andere afdeling was. Als die andere jongens gingen sporten kwamen ze namelijk langs klagers
luikje.
Klager zou een compensatie van € 10,= individueel draaien per dag wel redelijk vinden, omdat hij recht had op verblijf in de groep en de inrichting daar lak aan had. Klager is drie weken geleden overgeplaatst naar j.j.i. Den Hey-Acker en heeft in de
periode na 22 september 2016 tot aan die overplaatsing gewoon op de groep gedraaid.

De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 22 Bjj is in beginsel verblijf in de groep en deelname aan gemeenschappelijke activiteiten gedurende tenminste acht en een half uur per dag het uitgangspunt.
Een groep bestaat volgens artikel 1, aanhef en onder v, Bjj uit drie of meer jeugdigen.

Krachtens artikel 22c Bjj kan een jeugdige die extra individuele begeleiding behoeft of vanwege een persoonlijkheidsstoornis extra individuele begeleiding behoeft op een ITA worden geplaatst. Op de ITA hebben jeugdigen gedurende ten minste zes uren per
dag door de week en ten minste vier uren in het weekeinde gemeenschappelijke activiteiten. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat een jeugdige op een ITA, in afwijking van artikel 1, onder v, in een groep van tenminste twee personen verblijft.

Uitzonderingen op de hoofdregel van verblijf in de groep en deelname aan gemeenschappelijke activiteiten zijn mogelijk op grond van de artikelen 23 tot en met 27 Bjj.

Niet in geding is dat klager in de periode van 30 augustus 2016 tot 22 september 2016, de periode waar klager over klaagt, geen deel heeft uitgemaakt van de leefgroep van de afdeling Buizerd.
De beklagrechter is van oordeel dat met een verblijf van een jeugdige met enkel een groepsleider, dus twee personen, is voldaan aan het wettelijk vereiste van artikel 22c, vierde lid, Bjj en heeft het beklag kennelijk ongegrond verklaard.
De beroepscommissie kan dit oordeel niet volgen, nu uit de bovengenoemde wettelijke bepalingen volgt dat jeugdigen op een reguliere afdeling in een groep van tenminste drie jeugdigen verblijven en jeugdigen op de ITA in een groep van tenminste twee
jeugdigen, alsmede dat zij deelnemen aan gemeenschappelijke activiteiten.
De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie daarom vernietigen en het beklag opnieuw – ten gronde – beoordelen.

Klager heeft zich er over beklaagd dat hij in de periode van 30 augustus 2016 tot 22 september 2016 in strijd met de wet geen contact met zijn groepsgenoten heeft gehad en alleen aan activiteiten heeft moeten deelnemen.

Vast staat dat de directeur in de beklagprocedure daarover het volgende heeft aangevoerd. Klager was op 26 augustus 2016 op zijn kamer geplaatst vanwege het uiten van bedreigingen en intimiderend gedrag jegens een groepsleidster. Op 29 augustus 2016
heeft klager gezegd dat hij de groepsleidster zou negeren en dat zij beter niet in zijn buurt kon komen. Op 30 augustus 2016 heeft klager verzocht om een opbouw van zijn dagprogramma te overwegen. Klager heeft op 7 september 2016 een pedagogische
maatregel van verblijf op zijn kamer gekregen omdat hij tijdens een discussie over verlof tegen de gedragswetenschapper heeft gezegd: “Je weet toch dat ik niet eeuwig gevangen zit, op een dag sta ik, net zoals jij aan de andere kant van de poort”. Een
groepsleider was daarvan getuige. Deze gedragingen vormden volgens de directeur voldoende indicatie om af te wijken van artikel 22c, vierde lid, Bjj, omdat klager met zijn gedrag heeft laten zien dat hij ongeschikt is voor een verblijf op de leefgroep.
Klagers gedrag is dermate storend dat het pedagogische klimaat in een leefgroep ernstig wordt bedreigd. Besloten is terug te gaan naar het basale regime om van daaruit weer te werken aan de opbouw. Er is een nieuw zogenaamd opbouwprogramma van een week
voor klager samengesteld waarin klager in eerste instantie door twee groepsleiders zou worden begeleid. Indien klagers gedrag voldoende zou zijn om van een werkbaar pedagogisch klimaat te kunnen spreken, zou klager meer uren in de twee op een
begeleiding op de leefgroep deelnemen aan activiteiten. Na een succesvolle opbouw zou klager als voorheen door een begeleider worden begeleid en bij een succesvol verloop daarvan zou hij weer samen met een andere jeugdige deelnemen aan activiteiten op
de ITA. Verlof was in het opbouwprogramma niet aan de orde.

Nu klager van 30 augustus tot en met volgens klager 6 september 2016 vanwege incidenten op kamer was geplaatst, zal de beroepscommissie er van uit gaan dat klager in deze periode in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid een
ordemaatregel als bedoeld in artikel 24 Bjj is opgelegd waarbij klager van verblijf in de groep en deelname aan gemeenschappelijke activiteiten is uitgesloten. De directeur heeft daartoe in redelijkheid kunnen beslissen in het licht van klagers
gedragingen jegens de groepsleidster en zijn verklaring tegen de gedragswetenschapper welke verklaring in redelijkheid als bedreigend kon worden opgevat. Het beklag zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

In de periode van 7 tot 22 september 2016 was sprake van een ‘nieuw opbouwprogramma’.
In de beklagprocedure is niet vastgesteld in hoeverre klager in die periode daadwerkelijk van contact met groepsgenoten verstoken is geweest. Nu de directeur niet ter zitting van de beroepscommissie is verschenen en niet schriftelijk op het beroep
heeft
gereageerd, zal worden uitgegaan van klagers verklaringen dat hij in de door hem aangegeven periode alleen op de groep verbleef en alleen aan activiteiten heeft moeten deelnemen en geen contact met de jongens van zijn groep heeft kunnen onderhouden.
Dit
is in strijd met het uitgangspunt van de wetgever zoals neergelegd in artikel 22c, vierde lid, Bjj. Niet is gesteld of gebleken dat de directeur dit niet heeft kunnen voorkomen door bijvoorbeeld klager en de twee jongens die in een inkomstenprogramma
zaten met elkaar enige activiteiten te laten hebben, zoals ontbijten en/of sporten.
Het beklag zal daarom in zoverre gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. Zij zal klager een tegemoetkoming toekennen van €
10,= per dag dat hij in het opbouwprogramma verstoken is geweest van contact met zijn groepsgenoten. Gelet op het totaal van 15 dagen zal zij de tegemoetkoming vaststellen op in totaal € 150,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beklag, voor zover betrekking hebbend op de periode van 30 augustus tot 7 september 2016 ongegrond, en voor het overige gegrond. Zij bepaalt dat aan klager ten laste
van de directeur een tegemoetkoming toekomt van € 150,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, mr. R. van de Water en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven