Nummer: 16/3240/GB
Betreft: [Klager] datum: 21 december 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Stratum, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 15 september 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 8 december 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager komt, gelet op zijn strafrestant, in beginsel in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Daarbij beschikt hij over een aanvaardbaar verlofadres en komt hij, blijkens het selectieadvies van de directeur van de locatie Zuyder Bos, ook gedragsmatig
in aanmerking voor een b.b.i.-plaatsing. Het Multidisciplinair Overleg (MDO), de directeur van de locatie Zuyder Bos en de reclassering hebben positief geadviseerd over klagers verzoek. De selectiefunctionaris heeft onvoldoende gemotiveerd dat klager
een maatschappelijk risico zou vormen.
Het feit dat nog een hoger beroep in klagers strafzaak aanhangig is, kan niet tot een afwijzing van het verzoek leiden, nu er onvoldoende reden is te veronderstellen dat op het hoger beroep zal worden beslist voor de (fictieve) einddatum van klagers
detentie en voorts niet kan worden verwacht dat een hogere gevangenisstraf dan in eerste aanleg zal worden opgelegd. Het feit dat naast de strafzaak waarvoor klager thans is gedetineerd, nog twee andere strafzaken open zouden staan, kan evenmin tot een
afwijzing van het verzoek leiden, nu het OM nog niet is overgegaan tot dagvaarding of verdere vervolging en klager vooralsnog als onschuldig dient te worden aangemerkt.
Het door de politie gestelde vluchtgevaar is niet aan de orde. De rechtbank en het gerechtshof hebben nimmer vluchtgevaar aangenomen. Daarbij komt dat klager reeds langere tijd in Nederland woont en hier een woning heeft. Daar wil hij na zijn detentie
met zijn partner gaan wonen, zodat hij voor zijn twee kinderen uit een eerdere relatie kan gaan zorgen. Klagers familie woont eveneens in Nederland. Klagers partner, die thans vanwege haar werk nog in Spanje woonachtig is, wil na klagers detentie met
hem in Nederland gaan wonen. Zij heeft reeds dertien jaren in Nederland gewoond, beheerst de Nederlandse taal goed en is goed opgeleid en geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. Nu klager hechte banden met Nederland heeft, is niet begrijpelijk dat
sprake zou zijn van vluchtgevaar.
Klager is bereid zijn Chileense paspoort gedurende zijn eventuele faseringstraject af te geven. Blijkens zijn registratiekaart is hij niet vluchtgevaarlijk. Bovendien heeft de reclassering het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden ingeschat als
laag tot gemiddeld. Het OM heeft impliciet afstand genomen van de stelling van de politie dat van vluchtgevaar sprake zou zijn. De politie lijkt het advies van het OM te hebben overgenomen zonder daarbij zelf belemmerende factoren voor fasering van
klager te constateren. Ook gaat de politie voorbij aan het feit dat klager gedurende zijn detentie heeft gekozen voor veranderingen en zich in detentie goed heeft gedragen.
Dat de reclassering zich niet heeft kunnen uitlaten over het recidiverisico vanwege klagers zwijgen, kan niet tot een afwijzing van het verzoek leiden, nu dit een (strafrechtelijk) recht van klager betreft. Hij beroept zich op zijn zwijgrecht, omdat de
Franse politie en het Franse OM zijn vertrouwen ernstig hebben beschaamd. Gedurende zijn huidige detentie heeft klager gewerkt aan het verwerken van deze traumatische ervaring. Daarbij komt dat hij tijdens de behandeling van zijn strafzaak in hoger
beroep wel een verklaring wil afleggen.
Klager benadrukt dat hij heeft gekozen voor een leven zonder criminaliteit. Zijn medegedetineerden gaat hij uit de weg, omdat zij nog wel een pro-criminele houding hebben. Klager wenst op een volwassen en positieve wijze invulling aan zijn
re-integratie
te geven. Voorts wenst hij een (normale) baan te krijgen en met zijn vriendin een gezin te stichten. De vrijheden die gepaard gaan met een b.b.i.-plaatsing, wil hij gebruiken om aan voornoemde veranderingen te kunnen werken.
Namens klager is verzocht om een financiële tegemoetkoming voor de periode die hij ten onrechte niet in een b.b.i. heeft kunnen verblijven.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De politie heeft negatief geadviseerd over klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i., omdat de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep thans nog loopt en er om die reden gevaar voor beïnvloeding van getuigen is. Voorts heeft klager de
Chileense
nationaliteit (en een Chileens paspoort) en is derhalve sprake van vluchtgevaar. Het OM heeft negatief geadviseerd vanwege de vervolging die thans is ingezet in een andere strafzaak, die een grote handel in drugs betreft. De vrijhedencommissie van de
locatie Zuyder Bos adviseert, gelet op de adviezen van de politie en het OM, eveneens negatief.
Ingevolge artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) komen gedetineerden in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i., indien zij een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen. Nu klager thans
wordt vervolgd voor een ander strafbaar feit dan dat waarvoor hij op dit moment is gedetineerd, hij een Chileens paspoort heeft, zijn partner in Spanje woont en hij familie in Colombia heeft, is niet aan het vereiste van een beperkt risico van vlucht
voldaan. Naast de vervolging die thans is ingezet, is sprake van nog twee andere strafzaken die tot een vervolging zouden kunnen leiden. De politie en het OM hebben klager ingeschat als vluchtgevaarlijk, waarbij sprake is van gevaar voor ernstige
verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Gelet hierop en vanwege klagers strafrestant is plaatsing in een b.b.i. vooralsnog niet aan de orde.
3.3. Over klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i. zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De politie heeft negatief geadviseerd, nu thans nog een hoger beroep in klagers strafzaak loopt en om die reden sprake zou zijn van gevaar voor beïnvloeding van getuigen. Voorts zou sprake zijn van vluchtgevaar, omdat klager de Chileense nationaliteit
en een Chileens paspoort heeft.
Het OM adviseert negatief, omdat klager wordt vervolgd voor een grote drugshandel en hij zich op zijn zwijgrecht beroept.
De vrijhedencommissie van de locatie Zuyder Bos conformeert zich aan de adviezen van de politie en het OM en adviseert eveneens negatief. Daarbij is overwogen dat de reclassering, daar klager zich op zijn zwijgrecht beroept, geen inschatting van het
recidiverisico heeft kunnen maken.
De reclassering heeft positief geadviseerd, daar klager heeft gezegd reeds een baan te hebben, hij zich in detentie goed heeft gedragen en hij voorts geen drugs heeft gebruikt in detentie. Dat mogelijk sprake is van twee nieuwe strafzaken, kan niet in
de weg staan aan fasering, nu thans (nog) geen sprake is van vervolging. Er zijn geen aanwijzingen dat klager zich zal proberen te onttrekken aan eventueel gestelde voorwaarden.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling kunnen in een b.b.i. gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant van maximaal achttien maanden hebben, beschikken over een aanvaardbaar
verlofadres en zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i. voornamelijk gebaseerd op de negatieve adviezen van de politie en het OM. De beroepscommissie constateert dat klagers fictieve einddatum is vastgesteld
op
6 april 2018, zodat hij in beginsel voldoet aan de eis dat hij een strafrestant van maximaal achttien maanden dient te hebben. Dat de behandeling van klagers strafzaak in hoger beroep thans nog loopt, doet hieraan niet af, nu bij de berekening van het
strafrestant wordt uitgegaan van de fictieve einddatum. Dat sprake zou zijn van beïnvloeding van getuigen of van vluchtgevaar, is, anders dan dat klager over een Chileens paspoort beschikt, niet feitelijk onderbouwd. Voorts is niet onderbouwd dat een
dergelijk gevaar niet anders, bijvoorbeeld door afgifte van het paspoort gedurende het faseringstraject, zou kunnen worden ondervangen.
4.3. Met betrekking tot de nog lopende strafzaken constateert de beroepscommissie dat ten aanzien hiervan (nog) geen vervolging is ingezet. Onduidelijk is of dit zal gaan plaatsvinden. Voorts ontbreekt in het dossier inhoudelijke informatie over
deze
zaken en is niet duidelijk wat thans de stand daarvan is. Gelet op voornoemde onduidelijkheden heeft de selectiefunctionaris deze omstandigheid dan ook niet aan de afwijzing van klagers verzoek ten grondslag kunnen leggen.
4.4. Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Zuyder Bos komt naar voren dat klager zich houdt aan de regels die in de inrichting gelden en dat zijn gedrag in de omgang met medegedetineerden en inrichtingspersoneel goed is. Hij heeft
geen disciplinaire straffen of maatregelen opgelegd gekregen. Voorts heeft hij, op een urinecontrole bij binnenkomst in de inrichting na, geen positieve scores bij urinecontroles gehad. Hierbij komt dat de reclassering positief heeft geadviseerd over
klagers faseringsverzoek.
4.5. Gelet op het vorenoverwogene en de onduidelijkheden over de nog lopende strafzaken, alsmede het feit dat klager voor het overige aan de voorwaarden voor plaatsing in een b.b.i. voldoet, in aanmerking genomen, kan de bestreden beslissing niet in
stand blijven. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en vanwege het motiveringsgebrek dat hieraan kleeft, als onredelijk en onbillijk worden
aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De
beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 21 december 2016.
secretaris voorzitter