Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3548/GA, 22 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3548/GA

betreft: [klager] datum: 22 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen,

gericht tegen een uitspraak van 22 september 2016 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 december 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Zwolle, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Achterhoek.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet treffen van maatregelen in verband met de schending van klagers recht op een rookvrije omgeving.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 15,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is ten onrechte in het beklag ontvangen. Hij heeft wel tegen het personeel gezegd dat hij last had van rook maar het beklag betreft algemene regelgeving en geen ter plekke genomen beslissing. Klager heeft ook niet vermeld wanneer hij dit bij de
p.i.w.-ers heeft gemeld.
De regelgeving bepaalt waar je wel en niet mag roken en levert een spanningsveld op. Tijdens de recreatie mag je gedetineerden niet insluiten, blijven de celdeuren open en gedetineerden mogen roken op eigen cel. In openbare ruimtes mag je niet roken.
Vraag is hoe overlast voor niet-rokers te voorkomen is met de huidige regelgeving. Om overlast te voorkomen, zouden de celdeuren dichtgetrokken moeten worden en zou je dit moeten controleren. De p.i. heeft geen rookvrije afdelingen. Op een afdeling van
48 gedetineerden roken er 43 gedetineerden. Er wordt heel veel gerookt in detentie. Het zal heel lastig zijn om 48 niet rokende gedetineerden samen op één afdeling te plaatsen. Het is niet mogelijk om een totaal rookvrije omgeving te creëren. Het is
niet gemakkelijk om een oplossing te vinden. De directeur is er nog niet uit. Het gaat om een heel kleine groep. Negen van de tien gedetineerden roken. Een rookcabine zou een oplossing kunnen zijn met name voor het personeel.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is terecht ontvangen in het beklag. De uitspraak van de beklagcommissie is weloverwogen. Hij heeft ontzettend veel last gehad van rook en heeft nog steeds last. Zijn beklag is wel gegrond verklaard maar de volgende dag werd er weer gewoon
gerookt. Er mag gerookt worden op cel. Tijdens de recreatie staan de deuren open. Klager heeft hier veel last van en het roken heeft effect op zijn gezondheid. Rookvrij kunnen ademen is een levensbehoefte. Meeroken is schadelijk. Klager zit 24 uur per
dag in de rook. Volgens de Tabaks- en rookwarenwet mag hij geen hinder van roken ondervinden. Verwezen wordt naar RSJ 1 maart 2016, 15/3318/TA en RSJ 9 december 2014, 14/2680/GA. Klager ziet geen andere oplossing dan een algemeen rookverbod op de
afdeling. Tijdens het luchten of in een rookcabine zou dan tijdens de recreatie gerookt kunnen worden. Roken in de eigen cel met dichte deuren is ook geen oplossing omdat er toch rook uit de cel komt. Klager heeft tussen twee sigarenrokers gezeten en
dat rook hij op zijn eigen cel. Hij kan zich in detentie niet aan rook onttrekken. Niet rokend personeel heeft ook last van de rook op de cellen en heeft ook recht op een rookvrije werkomgeving. Hij hoopt dat er iets zal veranderen. Van de directeur
mag
worden verwacht dat hij maatregelen treft.

3. De beoordeling
Door de directeur is niet betwist dat klager zich meermalen heeft gericht tot het personeel met het verzoek maatregelen te treffen tegen de rookoverlast en dat dit niet heeft geleid tot enige beslissing. Dit kan naar het oordeel van de beroepscommissie
worden aangemerkt als een verzuim c.q. een weigering om een beslissing te nemen in de zin van artikel 60, tweede lid, Pbw. Klager is derhalve terecht ontvangen in het beklag.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie het volgende.
Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenwet dient een rookverbod ingesteld, aangeduid en gehandhaafd te worden in justitiële inrichtingen. Op grond van het tweede lid van dit artikel kunnen beperkingen worden aangebracht,
waarbij
onder meer kan worden bepaald dat het rookverbod niet geldt voor onder andere ruimten in gebouwen.
Uit de Memorie van toelichting bij de Tabaks- en rookwarenwet volgt dat een van de doelstellingen van de wet is de bescherming van de niet-roker tegen tabaksrook.

Artikel 6.2, eerste lid, van het Besluit uitvoering Tabakswet regelt de uitzondering op het rookverbod als bedoeld in artikel 10 van de Tabaks- en rookwarenwet: Onder a. van dit artikel is vermeld dat de verplichting niet geldt in ruimten waar geen
inbreuk mag worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer.

De Nota van toelichting bij het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten licht toe dat een verblijfsruimte van een justitiële inrichting als privé wordt aangemerkt.

Uit de hierboven vermelde in de inrichting geldende regelgeving volgt dat enerzijds beoogd dient te worden niet-rokers te beschermen tegen tabaksrook en dat het tevens gedetineerden is toegestaan om te roken in hun eigen verblijfsruimte. Daarbij komt
dat tijdens de recreatie de deuren van de verblijfsruimten geopend zijn.

Klager heeft aangegeven dat hij als niet-roker, met name tijdens de recreatie omdat dan de deuren van de verblijfsruimten geopend zijn, veel last heeft van rook. Dit is niet door de directeur betwist en in strijd met de doelstelling volgend uit de
Tabaks- en rookwarenwet dat niet-rokers beschermd dienen te worden tegen tabaksrook.

Weliswaar kan de directeur, gelet op artikel 10, tweede lid van de Tabaks- en rookwarenwet juncto artikel 6.2, eerste lid aanhef en onder a, van het Besluit uitvoering Tabakswet gedetineerden niet verbieden om in de eigen cel c.q.verblijfsruimte te
roken en is inherent aan recreatie dat tijdens de recreatie uren de deuren van de verblijfsruimten openstaan, maar naar het oordeel van de beroepscommissie kan van de directeur wel worden verwacht dat hij daadwerkelijk naar een oplossing zoekt om de
belangen van niet-rokers te beschermen. Niet is gebleken van enige inspanning van de directeur om tot een oplossing van het probleem te komen. Verwezen zij ook naar een eerdere uitspraak van de beroepscommissie, RSJ 9 december 2014, 14/2680/GA, waarin
is bepaald dat de directeur een verantwoordelijkheid heeft om de naleving van het in de inrichting geldende rookverbod te handhaven. Dit houdt, aldus de beroepscommissie, in dat een gedetineerde geen hinder mag ondervinden van ruimten in de inrichting
waar wel gerookt mag worden.

In dit licht gezien zal de beroepscommissie het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de gegrondheid van het beklag bevestigen met deels aanvulling van de gronden. In plaats van het toekennen
van een tegemoetkoming draagt zij de directeur op binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak ter zake maatregelen te treffen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de gegrondverklaring van het beklag met deels aanvulling van de gronden. Zij draagt de directeur op om binnen twee
weken
na ontvangst van de uitspraak maatregelen te treffen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J. Schagen MA en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven