Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3346/GA, 22 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3346/GA

betreft: [klager] datum: 22 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem,

gericht tegen een uitspraak van 23 september 2016 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 december 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Zwolle, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. K.C. van Hoogmoed, [...], juridisch medewerker, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i.
Arnhem.

Klager is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de inbeslagname van klagers televisie gedurende een periode van acht dagen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 18,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Klager heeft op 15 mei 2016 zijn tv van de muur gehaald om die te verwisselen met een tv van een medegedetineerde. Dit is gezien door het personeel en niet toegestaan op grond van het bepaalde in artikel 2.4 van de huisregels. Een schaderapport zou op
zijn plaats zijn geweest maar hiervoor is niet gekozen. Klager is geen rapport aangezegd en geen disciplinaire straf opgelegd. Er wordt vanuit gegaan dat klager goede bedoelingen had. De inrichting heeft de tv acht dagen gehouden om klager bij te
brengen dat het verwisselen van een tv niet is toegestaan. Klager had de tv al afgegeven. De overweging van de beklagcommissie over klagers psychische toestand berust alleen op de verklaringen van klager en zijn raadsvrouw en is niet onderbouwd. De
beklagcommissie overschrijdt de bevoegdheid van de marginale toetsing met het oordeel dat klager te zwaar is bestraft en door het noemen van een lagere strafmaat.
Klager moest in de periode dat hij niet de beschikking had over een tv wel de huur voor de tv doorbetalen.

Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft momenteel in de FPK Almelo en heeft geen verlof gekregen om de zitting bij te wonen. Desondanks kan de behandeling van het beroep buiten aanwezigheid van klager plaatsvinden.
Gesteld wordt dat klager geen disciplinaire straf is opgelegd en dat sprake zou zijn van een soort pedagogische maatregel. De Pbw biedt hiertoe geen mogelijkheid. In het beroepschrift wordt voor het eerst door de directeur gesproken over een eventuele
schade(vergoeding). Ondanks dat klagers tv in beslag is genomen, moest hij de huur voor de tv doorbetalen. Klager is ex-militair en heeft een post traumatische stresstoornis bij uitzending naar (een) buitenlandse missie(s) opgelopen. Bij de medische
dienst is voldoende bekend over klagers psychische toestand. Hij heeft last van flashbacks en gebruikt de tv om in slaap te komen. Een tv bezorgt klager afleiding. Bij een beslissing die een punitief karakter heeft, kan verder dan alleen marginaal
worden getoetst. Verwezen wordt naar RSJ 12 mei 2011, 10/3334/GA.

3. De beoordeling
Uit de verklaring van de directeur ter zitting van de beroepscommissie volgt dat klagers tv acht dagen door klager niet mocht worden gebruikt en in bewaring is gehouden om klager bij te brengen dat het verwisselen van een tv niet was toegestaan.
Vaststaat dat de Pbw een dergelijke ‘pedagogische maatregel’ niet kent. Uit de toelichting van de directeur blijkt dat klager acht dagen niet heeft kunnen beschikken over een tv en in die tijd de huur van de tv moest doorbetalen. In zoverre heeft de
door directeur genomen beslissing het karakter van een straf, terwijl door de directeur is aangegeven dat hij er juist voor heeft gekozen om aan klager geen disciplinaire straf op te leggen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is er geen sprake
van
een inbeslagname zoals in de Penitentiaire beginselenwet voorzien en met inachtneming van de daarvoor geldende regels.
De beroepscommissie zal het beroep van de directeur, gelet op het bovenstaande, ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J. Schagen MA en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven