Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3124/GB, 19 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3124/GB

Betreft: [Klager] datum: 19 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. van Bremen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 september 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 6 januari 2015 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Hoogvliet. Op 15 augustus 2016 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Ter Apel, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde
vreemdelingen als bedoeld in artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich met de bestreden beslissing niet verenigen. Hiertoe stelt hij vooralsnog niet uitzetbaar te zijn. Voorts heeft de selectiefunctionaris onvoldoende meegewogen dat klagers echtgenote en overige familieleden in de regio Den Haag wonen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voor zover klager stelt dat hij tegen de beschikking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 7 juli 2016, waarbij zijn verblijfsvergunning is ingetrokken, een bezwaarschrift heeft ingediend, heeft dit bezwaarschrift geen schorsende werking.
Dit is expliciet in de beschikking opgenomen. Met betrekking tot het door klager bij de rechtbank Rotterdam ingediende verzoek om een voorlopige voorziening stelt de selectiefunctionaris dat dit niet afdoet aan het feit dat klager geen verblijfsrecht
meer heeft. Hij voldoet dan ook onverminderd aan de criteria van artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling. Hierbij wordt verwezen naar RSJ 16 augustus 2016, 16/1672/GB. Daarin heeft de beroepscommissie overwogen dat de beslissing klager in Ter
Apel te plaatsen, niet als onredelijk of onbillijk kon worden aangemerkt, hoewel nog niet vaststond dat klager na ommekomst van zijn detentie zou worden uitgezet, daar nog een verzoek om een voorlopige voorziening in behandeling was. Hierbij komt dat
klagers verzoek om een voorlopige voorziening bij beslissing van 6 september 2016 is afgewezen.
Voor zover klager aanvoert dat onvoldoende rekening is gehouden met het feit dat zijn echtgenote en overige familieleden in de regio Den Haag wonen, verwijst de selectiefunctionaris naar RSJ 1 december 2015, 16/2892/GB. Hierin heeft de beroepscommissie
overwogen dat de gevolgen van een vrijheidsstraf voor rekening en risico van de veroordeelde komen en dat bezoekproblemen inherent zijn aan het ondergaan van detentie. Daarbij werd opgemerkt dat klager vanuit de p.i. Ter Apel door middel van een
Skypeverbinding contact met zijn naasten kon onderhouden.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Ter Apel is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Dit is tevens een inrichting die, ingevolge artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling, is
aangewezen voor de opvang van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Dit zijn vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien van wie voorlopige hechtenis ingevolge
een bevel van gevangenneming of gevangenhouding, een vrijheidsstraf of een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer wordt gelegd.

4.2. Klager is overgeplaatst naar de p.i. Ter Apel, omdat zijn verblijfsvergunning bij beschikking van 7 juli 2016 is ingetrokken. De p.i. Ter Apel is om die reden voor hem, ingevolge artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling, de aangewezen
inrichting. Dat klager tegen deze beschikking bezwaar bij de IND en een verzoek om een voorlopige voorziening bij de rechtbank Rotterdam heeft ingediend, doet daaraan niet af. Hierbij komt dat het door klager ingediende verzoek om een voorlopige
voorziening bij beslissing van 6 september 2016 is afgewezen. De selectiefunctionaris heeft de beslissing tot overplaatsing naar de p.i. Ter Apel dan ook in redelijkheid kunnen nemen. De door klager aangevoerde bezoekproblematiek kan niet tot een ander
oordeel leiden, nu dit – anders dan door (kennelijk) reistijd – niet is onderbouwd.

De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 19 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven