Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2598/TB (tussenbeslissing), 20 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2598/TB (tussenbeslissing)

betreft: [klager] datum: 20 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door de toenmalige raadsman mr. J.F. van der
Brugge, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 20 juli 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.T. van Rhijn, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op 7 november 2016 is op het secretariaat van de Raad ontvangen een brief waarin namens de Staatssecretaris antwoord is gegeven op de door de beroepscommissie ter zitting gestelde vraag of een observatieplaatsing van klager in een andere inrichting een
optie zou zijn. Deze brief is ter kennisgeving doorgezonden naar klager en zijn raadsman.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar een andere tbs-inrichting, bij voorkeur Trajectum (voorheen: Hoeve Boschoord), afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 5 januari 2011 is klager opgenomen in FPC Veldzicht te Balkbrug. Klager is op 29 januari 2014 overgeplaatst naar
FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel). Een eerder verzoek van klager om overplaatsing naar een andere tbs-inrichting, bij voorkeur Trajectum, is door de Staatssecretaris bij beslissing van 8 januari 2015 afgewezen. Het daartegen
namens klager ingestelde beroep is door de beroepscommissie bij uitspraak RSJ 10 juli 2015, 15/81/TB ongegrond verklaard. Op 30 juni 2016 heeft klager opnieuw verzocht om overplaatsing naar een andere tbs-inrichting, bij voorkeur Trajectum. De
Staatssecretaris heeft dit verzoek bij beslissing van 20 juli 2016 eveneens afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het gaat niet goed met klager in De Rooyse Wissel en klager wil daar per direct weg. De relatie tussen klager en de behandelaars in die inrichting is zodanig verstoord dat continuering van zijn
verblijf in De Rooyse Wissel de kans op resocialisatie minimaliseert. Er is geen enkele samenwerking. Klager betwist dat er in De Rooyse Wissel nog behandelmogelijkheden bestaan en bestrijdt dat er sprake is van een voorzichtige vooruitgang. Een en
ander wordt door de inrichting op geen enkele wijze met feiten onderbouwd. De Rooyse Wissel frustreert tot op heden elk verlof van klager. Ook werkt de inrichting op geen enkele manier mee aan overplaatsing van klager, terwijl klager al ruim een jaar
bezig is een overplaatsing te bewerkstelligen. De Rooyse Wissel is de eerder met klager gemaakte afspraken over overplaatsing en verlof niet nagekomen. Het lijkt erop dat De Rooyse Wissel pas bereid is mee te werken aan een overplaatsing van klager als
er iets ernstigs zou gebeuren. De Rooyse Wissel gebruikt veel mooie woorden, maar klagers behandeling staat sinds zijn aankomst in De Rooyse Wissel in feite stil. Het steekt klager dat zijn verzoek om overplaatsing door De Rooyse Wissel wordt afgedaan
als een manier van hem om ‘met zijn ongenoegens en frustraties om te gaan’. Anders dan de Staatssecretaris stelt, verwacht klager niet dat een overplaatsing zal leiden tot een ontregeling. Klager heeft voorkeur voor een overplaatsing naar Trajectum.
Deze inrichting bevindt zich in de buurt van de woonplaats van klagers familie.
Desgevraagd heeft klager te kennen gegeven dat hij open staat voor een observatieplaatsing in een andere inrichting

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De Rooyse Wissel is klagers tweede behandelkliniek. In de eerste behandelkliniek (FPC Veldzicht) verliep klagers behandeling op dezelfde wijze. Hoewel er
volgens
De Rooyse Wissel sprake is van een voorzichtige vooruitgang in de behandeling, heeft die inrichting ook te kennen gegeven dat het heel lastig is om (in het algemeen) een stabiele behandelrelatie met klager op te bouwen. De behandeling verloopt nu niet
zo voortvarend als de inrichting zou willen. Dit is voor een groot deel het gevolg van klagers weigerachtige opstelling, die mede voortvloeit uit zijn stoornis. De behandeling zou soepeler kunnen verlopen als klager zijn opstelling zou veranderen. De
bal ligt dus bij klager. De verwachting van De Rooyse Wissel is dat een overplaatsing naar een andere inrichting niet een versnelling van de behandeling tot gevolg zal hebben, maar eerder zal leiden tot een ontregeling van klager.
Desgevraagd is namens de Staatssecretaris meegedeeld dat een observatieplaatsing van klager in een andere inrichting voorafgaande aan de bestreden beslissing niet is overwogen, maar dat de bereidheid bestaat om deze optie te onderzoeken.

Bij brief van 7 november 2016 is namens de Staatssecretaris meegedeeld dat de Staatssecretaris welwillend staat tegenover een observatieplaatsing van klager in een andere inrichting. Aan De Rooyse Wissel is inmiddels verzocht een verzoek tot
observatieplaatsing in te dienen. Voorts heeft de Staatssecretaris te kennen gegeven voornemens te zijn na afloop van de observatieplaatsing een zorgconferentie over klager te organiseren.

4. De beoordeling
Uit de stukken en hetgeen door en namens klager ter zitting is aangevoerd komt naar voren dat klager van mening is dat zijn behandeling in De Rooyse Wissel volledig stilstaat en dat de behandelrelatie tussen hem en het behandelteam onherstelbaar is
verstoord. Klager ziet voor zichzelf dan ook geen toekomst meer in die inrichting. Hoewel De Rooyse Wissel een genuanceerdere visie op klagers behandelverloop en de behandelrelatie heeft, volgt uit de zich in het dossier bevindende stukken dat De
Rooyse
Wissel erkent dat klagers behandeling moeizaam verloopt en dat het lastig is met klager een stabiele behandelrelatie op te bouwen.

Op grond van het vorenstaande concludeert de beroepscommissie dat klagers behandeling in De Rooyse Wissel stroef verloopt en dat sprake is van een vertroebelde behandelrelatie tussen klager en het behandelteam van De Rooyse Wissel. Dit zou ervoor
kunnen
pleiten om klager te doen overplaatsen naar een andere inrichting. Hiertegenover staat evenwel dat uit de inlichtingen van de Staatssecretaris volgt dat de bestaande situatie mede het gevolg is van klagers complexe problematiek en zijn daaruit
voortvloeiende opstelling en gedrag, dat thans sprake is van een herhaling van het behandelverloop in Veldzicht – waar de eerste behandelpoging is gestrand – en dat de verwachting is dat een overplaatsing naar een andere kliniek eenzelfde
behandelverloop te zien zal geven en tot een verdere vertraging van klagers behandeling zal leiden. Het vorenstaande zou er juist weer voor kunnen pleiten om klagers verblijf in De Rooyse Wissel te continueren.

Op basis van de thans beschikbare gegevens is het voor de beroepscommissie onvoldoende duidelijk welke behandelroute vanuit behandelinhoudelijk oogpunt het meest geschikt is voor klager, rekening houdend met zijn complexe problematiek. Gelet hierop
acht
de beroepscommissie het aangewezen dat de Staatssecretaris klager op grond van het bepaalde in artikel 13, eerste lid, Bvt ter observatie doet opnemen in een andere inrichting voor een nader onderzoek ter beantwoording van de vragen hoe klagers
behandeling verder moet worden vormgegeven en in welke inrichting klager hiertoe dient te verblijven. Zowel klager als de Staatssecretaris heeft te kennen gegeven mee te willen werken aan voornoemde observatieplaatsing.

Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie de beslissing op het beroep aanhouden in afwachting van een onderzoeksrapport van de inrichting waarin klager ter observatie zal worden geplaatst alsmede de uitkomsten van de zorgconferentie die, zoals de
Staatssecretaris heeft toegezegd, spoedig na klagers observatieplaatsing zal worden gehouden.

5. De tussenbeslissing
De beroepscommissie houdt de beslissing op het beroep aan tot een nader te bepalen tijdstip in afwachting van een onderzoeksrapport van de inrichting waarin klager ter observatie zal worden geplaatst alsmede de uitkomsten van de zorgconferentie die
spoedig na klagers observatieplaatsing zal worden gehouden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en mr. R. van de Water, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 20 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven